GD: aantal mastitisgevallen loopt langzaam op

Dat blijkt uit de modelmatige berekening van de MastitisMonitor van GD, die is gepubliceerd in de Veekijker.

Met de MastitisMonitor wordt op basis van routinematig verzamelde gegevens een indicatie van de hoeveelheid klinische mastitis per honderd koeien per jaar op melkveebedrijven verkregen. Recent is een inschatting gemaakt van de hoeveelheid klinische mastitis in de periode van 2016 tot en met 2020.

Over die hele periode was er sprake van een rollend jaargemiddelde van 27 gevallen per 100 koeien. Van 2016 tot 2019 was de trend licht dalend, maar sindsdien loopt het dus weer op. Het model schat het aantal mastitisgevallen het hoogst in in het derde kwartaal van het jaar.

Ongunstige ontwikkelingen

Die veranderende trend hangt volgens GD samen met een ongunstige ontwikkeling van een aantal parameters. Het tankmelkcelgetal vertoont een licht stijgende trend, er is een hoger percentage dieren met een hoog of nieuw hoog celgetal (subklinische mastitis) en een toename in het antibioticagebruik.

Tegelijkertijd signaleert GD in de Diergezondheidsmonitor Rundvee dat de levensduur toeneemt en het percentage oudere koeien stijgt. Deze toename blijkt eveneens geassocieerd met hogere individuele celgetallen, een hoger antibioticagebruik en een hoger tankmelkcelgetal. Of dit ook rechtstreeks te linken is aan de stijgende trend in het aantal mastitisgevallen, moet nader worden onderzocht.

Wel stelt GD dat een optimale uiergezondheid van belang is om de levensduur verder te laten toenemen, aangezien uiergezondheidsproblemen één van de hoofdredenen zijn van gedwongen afvoer.

Tool

De MastitisMonitor is in 2014 ontwikkeld. Kenmerken die in deze modelmatige tool meegewogen worden zijn onder andere celgetal op dier- en tankmelkniveau, het antibioticagebruik in volwassen koeien, managementkenmerken zoals aanvoerbeleid en bedrijfsgrootte en het seizoen.