Rundveestapel kwart kleiner dan in 1980

Het CLO is een samenwerkingsverband van het CBS, het Planbureau voor de Leefomgeving, het RIVM en de WUR. De organisatie heeft een terugblik gemaakt op de ontwikkeling van de veehouderij in Nederland over de afgelopen 45 jaar.
Volgens het CLO kent de omvang van de Nederlandse veestapel een vrij grillig verloop. Dat komt mede door de wet- en regelgeving op nationaal en Europees niveau. Daarnaast spelen uitbraken van besmettelijke dierziekten een belangrijke rol, aldus de organisatie.
Het aantal runderen daalde sinds 1980 van 5,2 miljoen naar 3,7 miljoen in 2006, waarna het weer toenam tot 4,3 miljoen in 2016. Daarna volgde weer een daling tot 3,8 miljoen in 2024.
Scherpe knik
In 1984 ontstond er een scherpe knik in het patroon, vanwege de invoering van de melkquotering in de Europese Unie. Het aantal melk- en kalfkoeien daalde tussen 1984 en 2011 met 42 procent tot 1,47 miljoen.
Op 1 april 2015 werden de melkquota weer afgeschaft, met een toename van de melkveestapel als gevolg. Tussen 2011 tot 2016 nam het aantal melk- en kalfkoeien met 19 procent toe tot 1,75 miljoen. Daarnaast is er vanaf 2012 ook een toename van het jongvee voor de melkveehouderij. De jongveestapel groeide van 2012 tot 2015 met 149.000 stuks tot 1,34 miljoen, een stijging van 13 procent.
Fosfaatreductieplan
In 2015 bleek de Nederlandse veehouderij meer fosfaat geproduceerd te hebben dan door Brussel was toegestaan. De grootste toename kwam voor rekening van de melkveehouderij. In 2017 is als een reactie daarop het fosfaatreductieplan voor de Nederlandse melkveehouderij in werking getreden, waarbij bedrijven melkvee van de hand moesten doen om weer onder het Brusselse fosfaatplafond te komen. Ook werd het fosfaatgehalte in het mengvoer verlaagd om minder fosfaat in de mest te krijgen.
Als gevolg van het fosfaatreductieplan was er van 2016 tot 2019 een afname van het aantal melk- en kalfkoeien met 10 procent tot 1,58 miljoen. De jongveestapel kromp van 2015 tot 2019 met 413.000 stuks naar 0,92 miljoen, een daling van 31 procent. In 2024 waren er 1,54 miljoen melk- en kalfkoeien en 0,97 miljoen stuks jongvee.
Explosieve groei geitenstapel
In 1980 waren er nog maar een paar duizend melkgeiten in Nederland. In de periode van 1980 tot 2009 is het aantal geiten enorm gestegen. Alleen rond 1992 was er sprake van een afname. Sinds 1992 vallen geiten ook onder de mestwetgeving. Het aantal geiten was in 2009 opgelopen tot bijna 375.000.
In 2010 is als gevolg van de ruimingen in verband met de Q-koorts het aantal geiten gezakt tot ruim 350.000. Daarna is de stijging weer in een enorm tempo doorgegaan. In 2023 was het aantal geiten toegenomen tot 647.000. In 2024 daalde het aantal geiten tot 636.000.
Minder schapen
Als gevolg van de invoering van de melkquota in 1984 was een bedrijfsuitbreiding met melkkoeien veelal geen optie meer. Boeren zijn daarna meer schapen gaan houden en het aantal schapen is flink gaan stijgen. In 1980 waren er 850.000 schapen en in 1992 werd het hoogste aantal bereikt, van 2,0 miljoen.
In dat jaar kwamen de schapen onder de mestwetgeving te vallen en was er een lagere ooipremie waardoor het aantal schapen is gaan dalen. Met ingang van 2006 is de ooipremie, die bedoeld was om houders van vlees- en melkschapen een inkomensondersteuning te geven bij ongunstige marktomstandigheden, geïntegreerd in de bedrijfstoeslagregeling.
Als gevolg hiervan liep het aantal schapen na 2007 nog verder terug. Daarna was er een dalende trend, waarbij in 2016 een dieptepunt werd bereikt met 780.000 schapen. In 2023 was het aantal schapen 839.000. In 2024 daalde het aantal schapen tot 738.000 ten gevolge van blauwtong.

Tekst: Gineke Mons
Gineke Mons (1970) groeide op op een biologisch melkveebedrijf in Gelderland. Na haar studie journalistiek werkte ze 13 jaar bij het Agrarisch Dagblad. Sinds 2008 is ze freelance (landbouw)journalist, met het accent op veehouderij en diergezondheid.
Beeld: Compendium voor de Leefomgeving
Bron: Compendium voor de Leefomgeving