Universitair hoofddocent Jan Dijkstra van Wageningen UR ziet een belangrijke rol voor maïssilage en in mindere mate jong, goed verteerbaar gras, om zowel de ammoniakuitstoot als de methaanemissie te verlagen.

Melkveehouder Peter van der Steege uit Sirjansland (ZL) rijdt voor het eerst dit jaar drijfmest uit. Dat mag sinds vandaag (16 februari) en is op grasland nog mogelijk tot en met 31 augustus en op bouwland tot en met 15 september.

Bijna 12 procent van de maïstelers gaat dit voorjaar het vanggewas oogsten. Veel telers vinden het lastig om de opbrengst en/of de stikstoflevering van de groenbemester te schatten.

Maïstelers op zand- en lössgrond hebben nog tot uiterlijk 15 februari de tijd om aan te geven op welke percelen zij maïs willen telen.

Afgerond 20 procent van de maïskuilen bevat meer dan 1000 VEM per kilo droge stof. Bijna driekwart van de kuilen heeft een droge stof gehalte van 36 procent of hoger.

Vanaf donderdag start voor de achtste keer op rij de Maïsscan. De vragenlijst is aangepast ten opzichte van vorig jaar, waarbij er onder andere ook inzicht wordt verkregen in de voederwaarde van de verschillende maïsrassen die vorig jaar geteeld zijn.

De opbrengst van snijmaïs lag het afgelopen jaar gemiddeld op bijna 45 ton product per hectare. Dit is ruim 8 ton meer dan vooraf ingeschat. Dit blijkt uit de definitieve oogstraming van het CBS.

De standaard twee zakken per hectare, overeenkomend met 100.000 korrels, is in de meeste situaties een te hoog zaaiadvies. Dit gaat ten koste van de zetmeelopbrengst.

Veldproeven van veevoercoöperatie AgruniekRijnvallei hebben in 2020 aangetoond dat een 20 procent hoger eiwitgehalte in de silage mogelijk is als mais in mengteelt met stokbonen succesvol wordt geteeld.

Veehouders op zand- en lössgrond die maïs willen telen moeten dit uiterlijk op 15 februari melden bij de RVO.