Meer drijfmest, minder kunstmest

De Flevolande bodem is productief, maar het is zorgelijk of deze productiviteit in stand gehouden kan worden. Bij de teelt van de voedergewassen gras en mais is de onttrekking van mineralen jaarlijks namelijk groter dan de aanvoer. Dit kan worden opgelost door de bodemvruchtbaarheid op peil te houden door te bemesten met meer bedrijfseigen mest en met minder kunstmest.
Jaap Gielen van Countus accountants + adviseurs hield hierover onlangs een workshop op de Kennisdag Bodem & Water in Dronten. Deze dag werd georganiseerd door het samenwerkingsverband tussen LTO Noord, Waterschap Zuiderzeeland en de provincie Flevoland. De doelstelling van de drie partijen is om een duurzame landbouw in Flevoland te bevorderen door bewust bodemgebruik.
Praktijkschool Bodem Flevoland
Gielen ging in op resultaten van Praktijkschool Bodem Flevoland, een project waarin Countus participeert. Dit project wil de kennis van het bodemmanagement vergroten, door in studiegroepverband de verbetermogelijkheden te bespreken aan de hand van de KringloopWijzer. Ook demonstreert het project op drie melkveebedrijven het gebruik van (bodem)sensoren die kunnen ondersteunen bij het verbeteren van het bodembeheer en de ruwvooerteelt. Vijftig leden van de VVB Flevoland nemen deel aan dit project. Naast Countus participeren advies- en onderzoeksbureau Delphy en De Heus Diervoeders.
BES-pilot
Het Koeien & Kansen-bedrijf van de familie Dekker in Zeewolde en het proefbedrijf ‘De Schothorst’ in Lelystad werken al enkele jaren meer circulair door het gebruik van meer bedrijfseigen mest in plaats van kunstmest. Beide bedrijven nemen deel aan de BES-pilot, de BedrijfsEigen Stikstofbemesting met dierlijke mest. De bedrijven mogen hun dierlijke mestgift op de fosfaatonttrekking afstemmen, ook als dat betekent dat de mestgift met stikstof dan boven de gebruiksnorm komt. Als tegenprestatie moeten ze wel inleveren op kunstmest en moeten ze zorgen dat ammoniakemissie niet stijgt. Kortom: de bedrijven mogen de fosfaatonttrekking bemesten met eigen drijfmest, zonder dat dit een extra belasting voor het milieu oplevert.
Uitdaging
Gielen: ‘Deze bedrijven bewijzen dat het technisch kan, zonder negatieve effecten op de waterkwaliteit en met een betere organische stof-balans. Aandachtspunt is om dezelfde kwaliteit voer te produceren met meer dierlijke en minder kunstmest. Die uitdaging gaan Flevolandse melkveehouders graag aan. Het is de truc om de benutting van de bedrijfseigen mest te vergroten. Dit kan heel praktisch door er water bij te mengen zodat de emissie van stikstof bij het aanwenden lager is. We volgen nauwlettend of de opbrengsten op niveau blijven en de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater niet nadelig wordt beïnvloed. De eerste resultaten zijn veelbelovend. De BES-pilot is nu nog voorbehouden aan enkele bedrijven, maar het begint ermee door te laten zien dat het technisch kan.’
Bodemverdichting
Ook bodemverdichting is een bedreiging voor de opbrengstcapaciteit van de Flevolandse grond. Het project Praktijkschool Bodem Flevoland experimenteert hiermee op drie Flevolandse bedrijven onder leiding van advies- en onderzoeksbureau Delphy. Op de Kennisdag Bodem & Water werd ook dit onderwerp toegelicht. Uit eerdere projecten is gebleken dat bodemverdichting een opbrengstderving van 30% kan opleveren in de rijsporen bij de oogst en bij het bemesten van grasland. Met de toepassing van sensoren voor het beter inschatten van de draagkracht van de bodem, de keuze van het berijdingssysteem en de bandenuitrusting wordt gekeken hoe verdichting zoveel mogelijk kan worden vermeden bij de teelt van gras.
Praktijkschool Bodem Flevoland wordt mogelijk gemaakt door de provincie Flevoland en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling.
Tekst: Countus