Aandeel maïs in het rantsoen bepalend voor soort Topkuil?

Bij de Topkuilcompetitie wordt gezocht naar de beste voorjaarskuil. Daarbij moet als kanttekening geplaatst worden dat het een kuil betreft waar elke veehouder goed mee uit de voeten kan. Dus een kuil die niet extra bijgestuurd hoeft te worden met andere voedermiddelen en die na het inkuilen snel stabiel is. Toch zijn er ook melkveehouders die doelbewust een ander type graskuil nastreven. Zo blijkt uit de praktijk dat een aantal veehouders die veel snijmaïs voeren, streven naar een hoger ruw eiwitgehalte in de kuil, terwijl sommige andere veehouders die weinig tot geen snijmaïs voeren (en vaak ook niet gemengd voeren), wat minder focussen op het eiwitgehalte maar liever een wat hoger aandeel ruwe celstof in de kuil zien.
Andere parameters in het geding
De jury van Topkuil heeft dit jaar overwogen om bij de competitie het aandeel te voeren snijmaïs mee te wegen bij de bepaling van de score. Daarbij zijn verschillende praktijksituaties doorgerekend op basis van de dataset van Topkuil. De conclusie is echter dat het opsplitsen van kuilen op basis van het aandeel snijmais niet wenselijk is. Bij het doorrekenen van bijvoorbeeld kuilen met een hoger eiwitpercentage blijkt dat parameters als pensverteerbaarheid (kd NDF), conserveringsindex en zwavelindex in het geding komen. In de praktijk betekent dit meer bijsturen van het rantsoen en/of meer maatregelen nemen om de conservering te bevorderen en broei te voorkomen. Hetzelfde geldt voor kuilen met een lager ruw eiwitgehalte. Andersom kunnen zowel veehouders met veel snijmaïs, als met weinig tot geen snijmaïs in het rantsoen prima uit de voeten met een kuil die voldoet aan de bestaande parameters waarop de kuil binnen Topkuil wordt beoordeeld.
Klik hier voor het aanmelden van uw voorjaarskuil.
Klik hier voor de ranglijst met de hoogste kuilen van dit moment.