Alleen zwavel als recente bodemanalyse aanleiding geeft

Zwavel is net als stikstof een belangrijk element als het gaat om eiwitvorming in de plant. De N/S verhouding in eiwitten is redelijk constant. Gras heeft een hoog eiwitgehalte en heeft daarom verhoudingsgewijs veel zwavel nodig. Zwavel is in alle fasen van de gewasontwikkeling nodig, maar niet op elk moment in dezelfde hoeveelheid. Met name in het eerste gedeelte van de groeifase is relatief meer zwavel nodig. Dit betekent dat een lage zwavelvoorraad vooral in de eerste helft van het groeiseizoen een risico is.
Hoeveel zwavel is er in het voorjaar beschikbaar in de bodem?
Een handig hulpmiddel om inzicht te krijgen hoeveel zwavel er in uw graspercelen beschikbaar is, is de S-balans. Deze S-balans is een optelling van de minerale S, S uit depositie, S uit mineralisatie organische stof (zwavelleverend vermogen bodem), S uit capillaire opstijging grondwater en S uit beregening. Daar moet worden afgetrokken de uitspoeling en de behoefte van het gras. De S-min, S uit mineralisatie organische stof en S uit bodemvocht zijn kwantitatief de belangrijkste aanvoerposten. De bijdrage uit atmosferische depositie is de laatste jaren behoorlijk verminderd. Voor de meest nauwkeurige inschatting van de S-min en de S uit mineralisatie organische stof is een recente bodemanalyse onontbeerlijk.
Organische mest draagt nauwelijks bij in S-voorziening start groeiseizoen
Gras heeft een behoorlijk grote zwavelbehoefte, namelijk zo’n 30-50 kg S per hectare. Doordat op grasland vaak langjarig organische mest wordt gebruikt, beschikken graslandpercelen over een extra aanvoerpost van zwavel (=oude kracht). Voor de eerste snede is zo’n 10% van de aangevoerde hoeveelheid door mineralisatie beschikbaar (2-3 kg), voor hele seizoen 45-50%. Op termijn stijgt hierdoor het zwavelleverend vermogen van de grond.
Overdaad zwavel schaadt
Zwavel is bij uitstek een element waarbij je kritisch moet zijn op extra aanvoer. Het gezegde ‘baat het niet, schaadt het niet’ gaat voor dit element niet op. Een overbemesting met S leidt tot een mindere opname van spoorelementen door het gras. Ook daalt de benutting van spoorelementen door de koe. Verder resulteert een teveel aan zwavel in calciumuitspoeling en verzuurt de bodem.
Meeropbrengsten versus extra kosten?
Onderzoek laat zien dat gras positief reageert op een zwavelbemesting. Bij gras zijn opbrengstresultaten behaald van 5-6% meer drogestof en was er sprake van een hoger ruweiwitgehalte. De vraag is echter of deze positieve reactie in kwaliteit en kwantiteit opweegt tegen de extra bemestingskosten. Als veehouder heb je naast de afweging van de meerkosten voor bemesting, ook de zorg het aanbod van zwavel binnen de perken te houden vanuit het oogpunt van veegezondheid.
Uiteindelijk valt en staat de vraag of een aanvullende S-bemesting noodzakelijk is in hoeverre je een goede inschatting kunt maken of de zwavelbehoefte van het gras op het juiste moment ingevuld kan worden met hetgeen beschikbaar is in de grond. Komend grasseizoen start in ieder geval met de wetenschap dat er door de relatief droge winter maar beperkt zwavel zal zijn uitgespoeld. Ook was de winter niet al te koud zodat ook de mineralisatie niet helemaal heeft stil gelegen. Als ook de huidige temperatuurlijn zich verder doorzet, dan wordt de mineralisatie alleen maar meer.
Stop extra energie in het verkrijgen van gemeten data voor de S-balans en houdt uzelf een spiegel voor of een aanvullende S-bemesting met ‘luxe’ meststoffen voor uw percelen en gewassen noodzakelijk is en welke alternatieven er eventueel zijn. Maakt u uiteindelijk een afgewogen beslissing tot een zwavelbemesting, houdt dan bij de keuze van meststoffen rekening met de juiste verhouding tussen de diverse elementen. De stikstofprijs leidend laten zijn is verleidelijk en goed voor de portemonnee, maar weegt niet op tegen de negatieve gevolgen van een overbemesting.