CVB: invloed pletten in plaats van malen vooral groot bij gerst

Tot op heden werd voor de voederwaardering van geplette granen dezelfde gehalten aangehouden dan voor malen. In de praktijk blijkt dat geplette granen tot minder pensverzuring leidt. Voor het CVB de reden om de vertering van geplette grondstoffen, ontsloten grondstoffen (door hittebehandeling), maar ook van gemalen grondstoffen opnieuw te bekijken.
CVB gaf opdracht om pensafbraakkenmerken te bepalen in zogenaamd in situ verteringsonderzoek. Daarnaast werden de literatuurgegevens op een rij gezet.
Bestendigheid zetmeel in gerst fors hoger
Op basis van dit onderzoek blijkt vooral aandeel bestendig zetmeel (het deel wat de pens passeert en in de darm verteert) bij geplette gerst fors hoger te liggen dan bij de gemalen variant (25 om 12 procent). Bij tarwe is dit verschil nauwelijks zichtbaar (12 om 11 procent). Dit verschil is weer terug te zien in een fors lager aandeel pensverteerbare energie (FOS). Die ligt bij geplette gerst flink lager (571 gram) in vergelijking met gemalen gerst (652 gram). Ook hiervoor geldt dat dit verschil bij tarwe veel minder is (682 om 688 gram).
Ook op de eiwitvertering hebben de verschillende bewerkingen van de granen invloed, al is dit verschil veel kleiner. Gerst bevat volgens het onderzoek bij pletten 110 gram DVE (darm verteerbaar eiwit) en bij malen 105 gram DVE. De OEB (onbestendig eiwit balans) is 5 gram lager bij de geplette variant Bij tarwe is het DVE-verschil iets groter: 112 om 104 gram. Daarbij ligt de OEB van geplette tarwe 13 gram lager dan bij gemalen tarwe.
Klik hier voor het document: 'Voorstel aanpassing eiwitwaardering granen'.