LTO: Fosfaatplan treft gemiddeld bedrijf het hardst

In 2015 is in Nederland in totaal 176,3 miljoen kilo fosfaat geproduceerd. Dat is 3,4 miljoen kilo boven het door Europa vastgestelde fosfaatplafond. Om daar weer onder te komen, moet de fosfaatproductie in de melkveehouderij met 4 procent inkrimpen.
Gemiddeld bedrijf
Er is een categorie melkveehouders die de geproduceerde mest grotendeels op eigen bodem kan verwerken. Of ze moeten een klein deel afvoeren. Voor deze groep zal de generieke korting het hardst aankomen, volgens Romijn. Er is geen bijzondere regeling getroffen voor dergelijke 'gemiddelde' bedrijven. Zij hebben vaak geen bijzondere investeringen gedaan en moeten wel fors bijdragen aan de krimp van de melkveesector.
„Dat is pijnlijk. Daarom hoop ik dat de staatssecretaris nu voldoende tijd heeft om in Brussel te onderhandelen over verhoging van het fosfaatplafond. Als we meer ruimte krijgen, hoeven we ook niet af te romen." En die kans bestaat, zegt Romijn. „Al moeten we nu goed ons best doen om de derogatie te regelen. Dat betekent mestoverschot minimaliseren en de waterkwaliteit goed op orde hebben.”
Extensieve bedrijven
Extensieve bedrijven krijgen nog voor de generieke korting per 2018 extra rechten toebedeeld. Daarmee wil staatssecretaris Van Dam melkveehouders ontzien die veel grond hebben in verhouding tot het aantal koeien.
Intensieve bedrijven
Intensieve bedrijven herkennen zichzelf wanneer ze meer mest produceren dan ze kwijt kunnen, zo legt de LTO-voorman uit. Bedrijven die hieronder vallen, kunnen met behulp van de Kringloopwijzer ruimte terugwinnen.
Daarbij komt dat een groot aantal van die bedrijven onder de knelgevallenregeling zal vallen. Wanneer is geïnvesteerd in bedrijfspanden of koeien, waarvoor rechten zijn verleend en melkveehouders kunnen aantonen dat de investering onomkeerbaar is, dan vallen zij onder een knelgevallenregeling. De rechten worden dan ook toegekend voor de situatie ná 2 juli, tot het einde van het jaar. Maar de generieke korting in 2018 blijft gelden.
„Voor intensieve bedrijven is er dus eerst een plus. Kunnen zij aantonen dat er een financiële verplichting is aangegaan waarvan ze inmiddels resultaat zien, dan zitten zij veilig. Later volgt naar verhouding tot extensieve en gemiddelde bedrijven een ‘milde’ aftrek, maar in de tussenliggende jaren kunnen ze blijven produceren. Mits binnen de AMvB-richtlijnen”, aldus Romijn.
Overleg
Het overleg ging niet zonder slag of stoot. Er zat volgens Romijn niet meer in; 'kwestie van geven en nemen’. „Als de natuurpartij afhaakt, dan moeten wij als LTO toch iets goed hebben gedaan”, meent hij.
Belangrijkste waar LTO als belangenbehartiger voor vocht, was het moment van intrede van het stelsel. Hoe later, hoe meer tijd om in Brussel zaken voor elkaar te krijgen. Nu duidelijk is dat het stelsel pas in 2018 ingaat, is LTO voorlopig tevreden. „Al is het een pijnlijke maatregel, ingrijpend voor onze leden.”
Tekst: Monica van der Hall
Beeld: Agrio archief