‘Percentage drogestof sturen op maaitijdstip’

Afgelopen jaar waren er veel kuilen met een hoge voederwaarde, wat zou moeten resulteren in een hoge melkproductie. Toch kwam dit er lang niet altijd uit. De ruwvoerspecialisten Gerard Abbink van BLGG en Piet Riemersma van Van Iperen hebben hier wel een verklaring voor. „De verteringssnelheid van deze kuilen lag over het algemeen aan de hoge kant. Daardoor kon de voederwaarde niet goed benut worden. Door de sturen met het drogestofpercentage kan de verteringssnelheid beïnvloed worden.”
Weersomstandigheden
Volgens Abbink is het belangrijk dat de weersomstandigheden tijdens het inkuilen gunstig zijn. Daarom kiezen sommige veehouders ervoor om eerder in te kuilen, als het weer nog gunstig is. Andere veehouders maaien liever een wat zwaardere snede.
„Beide kuilen kunnen prima slagen en goed melken, mits de verteringssnelheid bij het type kuil past. Een lichtere snede is uit zichzelf al wat sneller verteerbaar. Door wat droger in te kuilen, wordt de verteringssnelheid wat afgeremd. Bij een zwaardere snede is over het algemeen trager verteerbaar. Daarbij is een lager drogestofpercentage wenselijk. Hoe natter een kuil, des te sterker de ‘voorvertering’ in de kuil en des te sneller de kuil wordt“, zo legt Abbink uit.
Conservering
Het drogestofpercentage heeft ook effect op de conservering van de kuil. Piet Riemersma: „Een ouder gewas heeft meer stengel dan jong gras, waardoor er tijdens het inkuilen eerder lucht in de graskuil treedt en de kuil moeilijker is aan te rijden. Door een ouder gewas met een lager drogestofpercentage in te kuilen, is het product beter in te rijden en is er minder kans op broei. Een lichtere snede mag dan ook wat droger wezen. Het bladrijke gewas is namelijk veel beter te verdelen en te verdichten.”
Wanneer de omstandigheden tijdens het inkuilen optimaal zijn, is een toevoegmiddel volgens Riemersma niet per definitie nodig. Volgens de ruwvoerspecialist is dit van te voren moeilijk in te schatten en daarom is hij een groot voorstander van het gebruik van een inkuilmiddel. „Bij droger inkuilen worden minder zuren gevormd. Het kan dan te lang duren voor de kuil stabiel wordt. Het gevolg is dat de eiwitten in de kuil worden omgezet in ammoniak. Om de kuil wel snel stabiel te krijgen is het nodig om een inkuilmiddel met melkzuurbacteriën toe te voegen. Daarnaast zijn ook azijnzuurvormende bacteriën van belang. Die doden de gisten die actief zijn in de kuil.
Topkuilcompetitie 2015
Om nog een betere inschatting te maken van de beste voorjaarskuil, hebben de Topkuilparners besloten om bij de komende editie van Topkuil het drogestofpercentage niet meer direct mee te wegen in de formule, maar daarvoor in plaats de verteringssnelheid (kd NDF) mee te nemen. Dit wordt voor deel beïnvloed door het drogestofpercentage. Dit kengetal wordt voor kuilen van alle laboratoria bepaald of berekend. Kuilen van alle laboratoria kunnen daarom mee doen met de competitie.
Lees meer over de visie van BLGG en Van Iperen, over het maken van een Topkuil, in de Melkvee Magazine van zaterdag 25 april.