Steun voor afgebakende weidevogelgebieden

De steun is logisch omdat in de meeste provincies al langer gekozen wordt voor extra aandacht en geld voor kerngebieden nadat afgelopen jaren het brede en algemene weidevogelbeleid weinig effectief was. Dat staat in een op verzoek van het ministerie van Economische Zaken door Alterra uitgevoerd onderzoek naar het toekomstige beleid voor weidevogelbeheer.
Problemen rond begrenzing
Wel verwachten de provincies, sinds enkele jaren verantwoordelijk voor het natuurbeleid, de nodige problemen rond de exacte begrenzing van die gebieden en discussies over de kwaliteit van de tellingen van weidevogels waarop die grenzen gebaseerd zijn.
Verder is onduidelijk hoe bijvoorbeeld moet worden omgegaan met ‘goede weidevogelboeren in slechte gebieden’ en andersom, terwijl ook in op papier minder geschikte gebieden toch heel goede weidevogelpopulaties kunnen zijn. Discussies met boeren worden verder verwacht over de verschillende criteria voor het minimale vereiste aantal broedparen die provincies hanteren bij de bepaling van een kerngebied. Bovendien blijken sommige provincies al veel verder te zijn in een eigen stimuleringsbeleid voor weidevogels dan andere.
Begrip
Volgens onderzoekers van Alterra hebben de provinciale bestuurders weinig of geen angst dat de keuze voor kerngebieden meteen de indruk kan wekken dat de weidevogels op de rest van het agrarisch platteland aan hun lot worden overgelaten; ‘Er is maatschappelijk en politiek begrip dat er voortgegaan wordt op de vaak al eerder ingeslagen weg naar weidevogelkerngebieden, vaak ook onder boeren.’
Dat heeft alles te maken met het beschikbare geld; ‘Een groter areaal dan de kerngebieden zou prachtig zijn, maar een passend budget daarvoor is nu eenmaal niet voorhanden.’ Bij de aanwijzing van die kerngebieden zullen ecologische belangen belangrijk zijn, maar ‘maatschappelijk en politieke overwegingen spelen ook een rol,’ zo geven de provinciale bestuurders toe. Wel vinden enkele provincies de keuze voor de grutto als maatlat voor een succesvol stimuleringsbeleid minder geslaagd. Zij prefereren een brede groep van ‘boerenlandvogels’ waarmee bepaald kan worden of het beleid succesvol is of niet.
Resultaten
Volgens de Alterra-onderzoekers ontstaan er komende jaren eigenlijk drie soorten gebieden; de reservaten met een primaat voor natuur, de gebieden met agrarisch natuurbeheer (zeker in combinatie met de keuze voor kerngebieden) en het overige gebied. Op die laatste categorie richt zich wel de eerste pijlen van het nieuwe GLB (Gemeenschappelijk Landbouwbeleid) waarmee volgend jaar een voorzichtig begin wordt gemaakt. De Alterra-onderzoekers hebben echter geen idee wat de te verwachten resultaten zijn; ‘De effecten op biodiversiteit kunnen kleiner of groter zijn.’
Wel maken zij een onderscheid tussen gras- en akkerland; ‘Zoals het er nu naar uitziet zal dit beleid voor akkergebieden impact hebben, voor grasland niet of nauwelijks.’ Opvallend is verder de constatering dat ook in reservaats- en natuurgebieden de weidevogelstand lang niet altijd goed is.
Tekst: Lauk Bouhuijzen
Beeld: www.weidevogelboerderijen.nl