Nevedi: vervolg geven aan voerspoor

Dat meldt Nevedi, de brancheorganisatie voor de veevoerindustrie.
Het voerspoor is een pakket vrijwillige maatregelen van Nevedi en LTO Nederland, gericht op verlaging van de uitstoot van stikstof en fosfaat. Uit de CBS-cijfers blijkt dat de uitstoot in de afgelopen twee jaar sterker is gedaald dan het aantal dieren in Nederland. De afgelopen 2 jaren daalde de fosfaatproductie tot beneden het Europees vastgestelde plafond van 173 miljoen kilo. Daarmee is het voerspoor succesvol gebleken, aldus Nevedi.
Enthousiast
Nevedi-directeur Henk Flipsen is heel enthousiast over de resultaten. „Maar we zijn er nog niet. We zullen verder moeten gaan met innovaties en verbeteringen van de efficiëntie. Daarmee maken we perspectief in de rundvee- en varkenshouderij mogelijk, zonder extra milieubelasting.”
Ontwikkelingsruimte
Het convenant loopt dit jaar af. In 2014 blijft een efficiënte P-benutting belangrijk voor de ontwikkelingsruimte van ondernemers in de veehouderijsectoren, aldus Nevedi. De overheid stuurt aan op verplichte mestverwerking, afhankelijk van het fosfaatoverschot op bedrijfsniveau. In het plan van het bedrijfsleven ‘Koersvast richting 2020’ dat afgelopen zomer is aangeboden aan staatssecretaris Dijksma, is de ambitie opgenomen de fosfaatuitstoot verder te verminderen.
Kringloopwijzer
Voor de rundveehouderij wordt in 2014 de Kringloopwijzer geïntroduceerd als instrument om de mineralenbenutting te verbeteren en de efficiëntie ook aan te tonen, volgens Nevedi.
Varkenshouderij
In de varkenshouderij kunnen ondernemers met de zogeheten P-toets aantonen hoe efficiënt ze werken. Deze P-toets zou geformaliseerd worden in een verordening van het Productschap Diervoeder.
Nu de productschappen worden afgebouwd, is een private oplossing nodig, stelt de organisatie. Een mogelijkheid is de P-toets als module te koppelen aan een IKB-systeem. Flipsen: „Als de organisaties van varkenshouders LTO en NVV hierom vragen, zal de diervoederindustrie graag helpen met de uitwerking. Ons aanbod ligt bij de bestuurders van de betrokken organisaties.”