‘Actievere rol voor loonwerkers bij gebruik inkuilmiddel’

Dit concludeert Julia Hummel, student aan de Aeres Hogeschool in Dronten. Tijdens haar afstudeeronderzoek verdiepte ze haar in de toepassing van inkuilmiddelen door loonwerkers. Dit deed ze in opdracht van Volac en Agrifirm.
Uit het onderzoek blijkt dat het overgrote deel van de loonwerkers inkuilmiddelen toepast, al is dit niet standaard bij elke klant. 73 procent van de ondervraagde loonwerkers past inkuilmiddelen toe bij de eerste snede. Bij de tweede en derde snede is dit beduidend minder: 44 procent. In najaarskuilen is dit weer een stuk meer: 65 procent.
45 procent van de loonwerkers geeft aan dat bij alle maïs standaard een inkuilmiddel wordt ingezet. 38 procent doet dit bij een hoog drogestofpercentage en 23 procent bij ziekte en builebrand. 27 procent geeft aan een inkuilmiddel als toplaagbehandeling toe te passen. De loonwerkers konden meerderde opties aankruisen.
Adviseren en stimuleren
Het toepassen van een inkuilmiddel gebeurt voor het overgrote deel op vraag van de melkveehouder. Ook bepaalt de melkveehouder welk merk middel wordt gebruikt, onder voorwaarde dat de apparatuur geschikt is voor het toedienen van het middel. Hummel stelt dat loonwerkers zich meer een adviserende rol kunnen toe-eigenen. Dit kan door het gebruik van een inkuilmiddel te stimuleren.
Ook is de student van mening dat loonwerkers zich meer kunnen verdiepen in de werking van de verschillende toevoegmiddelen om de melkveehouders van goed advies te kunnen voorzien. „Om de voederwaarde te behouden is een inkuilmiddel in alle snedes wenselijk. Dan kun je echt het verschil maken.”