Kopgroep haalt meer melk uit ruwvoer en koopt vooral minder eiwit aan
Kopgroep loopt steeds verder uit op de rest

Volgens Van Dellen blijft de financiële positie van de melkveehouderij door al het 'stikstofgeweld' wat onderbelicht. „Afgelopen zomer had een flink aantal bedrijven liquiditeitsproblemen. De laatste maanden gaat het wat beter. De toeslagrechten zijn binnen en dat geeft lucht.”
Opvallend is de categorie bedrijven die het betreft. Het zijn niet in de eerste plaats de zwaarder gefinancierde bedrijven, maar vooral bedrijven die afgelopen jaar minder melk leverden dan het jaar ervoor vanwege de fosfaatwetgeving. „De vaste kosten drukken bij deze bedrijven steeds zwaarder door.”
Volgens Van Dellen zijn de kosten van het aangekochte kracht- en ruwvoer behoorlijk toegenomen. „Want 10 cent krachtvoerkosten per kilo melk is eerder regel dan uitzondering. De voerkosten maken een steeds groter deel uit van de totale kosten.”
Kopgroep: 25 kilo meer melk per kilo fosfaat
De accountant ziet ook nog een andere ontwikkeling. „Het verschil in financieel resultaat tussen bedrijven wordt groter. De kopgroep met daarin de 25 procent beste bedrijven loopt steeds verder uit op de rest.” De kopgroep realiseerde het afgelopen jaar een 1 cent hogere melkprijs, 1 cent lagere voerkosten, 0,6 cent lagere veekosten en 1,5 cent lagere bewerkingskosten. „In totaal hadden deze bedrijven gemiddeld 5,2 cent per kilo melk extra te besteden in vergelijking met de rest. Nu wordt de sector niet meer afgerekend per kilo melk, maar per kilo fosfaat. De 25 procent beste bedrijven halen 25 kilo melk meer uit een kilo fosfaat, plus een saldo van 14 euro per kilo fosfaat extra.”
En of het verschil niet groot genoeg is, laat Van Dellen weten dat de kopgroep op dit moment nog verder uitloopt op de andere bedrijven. „Op dit moment zien we het verschil in melkgeld oplopen naar 1,5 cent, de omzet vee naar 1 cent en de voerkosten naar 1,5 tot 2 cent. Dit heb ik nog niet eerder meegemaakt. Dit betekent ook dat de groep aan de onderkant het lastiger krijgt als ze wat willen ondernemen en bijvoorbeeld de bank nodig hebben.”
Gehalten en melkstromen
Waar halen die beter presterende bedrijven de winst vandaan? Van Dellen ziet een paar oorzaken. „Over het algemeen produceren deze bedrijven iets meer melk per koe. Maar nog een belangrijker verschil zijn de gehalten. Die liggen gemiddeld hoger. Daarnaast zien we grotere verschillen in melkgeld door de diverse melkstromen die zijn ontstaan.”
Het toegenomen verschil in omzet en aanwas is met name te verklaren door de vraag naar vaarzen. Van Dellen: „Op dit moment zijn er bedrijven die hun vervanging laag weten te houden en door de verkoop van vaarzen hun omzet en aanwas verhogen naar 4 tot 5 cent per liter. Andersom zijn er bedrijven die zijn gekrompen en die te weinig jongvee hebben. Die moeten juist vaarzen voor een stevige prijs aankopen. Sommige bedrijven halen daardoor nauwelijks 1 cent omzet en aanwas.”
Niet minder krachtvoer, wel goedkoper
Van Dellen heeft een verklaring voor het oplopende verschil in voerkosten tussen de best presterende bedrijven en de overige bedrijven. „De kopgroep voert niet veel minder krachtvoer. Maar het krachtvoer dat ze kopen, is wel goedkoper, omdat het minder eiwit bevat. En ondanks dat ze iets intensiever zijn, kopen ze ook minder ruwvoer aan. De conclusie is dat ze meer melk uit eigen ruwvoer halen. De voerefficiëntie is hoger en vooral het eiwit wordt beter benut. Daardoor melkt het makkelijker en is de uitval lager.”