Zo zorg je voor ruwvoer van goede en constante kwaliteit

De meeste melkveehouders halen tussen de 60 en 70 procent van hun melkproductie uit ruwvoer. Goed ruwvoer is dus een belangrijke basis voor een gezonde koe en een hoge melkproductie. Maar hoe zorg je ervoor dat je ruwvoer van goede kwaliteit is? En hoe houd je de kwaliteit constant?

Voor kwalitatief ruwvoer is onder andere smakelijkheid erg belangrijk. Rundveespecialist en weidecoach Rintsje Veltman heeft daar verschillende tips voor. “De koe eet - net als de mens - graag van een schone tafel en een schoon bord. Voorkom daarom dat je te veel bloot en sleept, zodat de weidepercelen niet worden versmeerd. Door natrium te strooien met de kunstmest en ervoor te zorgen dat er geen restgras overblijft, wordt het gras ook smakelijker voor de koe.”

Vroeg in het voorjaar

Verder is het raadzaam om de koeien vroeg in het voorjaar naar buiten te doen. Veltman: “Op die manier maak je goed gebruik van de kwaliteit van het gras: de hoogste voederwaarde en de meeste groei heb je in het voorjaar. Het hoge suikergehalte in het gras zorgt dan ook voor smakelijkheid. Let hierbij op de lengte van je gras: niet te lang, maar ook niet te kort. Is het gras te lang, dan begint het te verhouten en gaat de smakelijkheid achteruit.”

Hoe verbeter je de kwaliteit van ruwvoer

Constante kwaliteit

Een aantal dagen mooi weer voor en tijdens het maaien is volgens melkveehouder Harold van der Burg het allerbelangrijkste als het gaat om het verbeteren van de kwaliteit van het ruwvoer. “Maar gelukkig zijn er ook onderdelen in het proces van ruwvoerteelt die je wél kunt beïnvloeden. Zo zorg ik er bijvoorbeeld voor dat het gras gehakseld wordt en binnen twee dagen in de kuil ligt. Ook gebruik ik standaard een toevoegmiddel en kuil ik de eerste en tweede snede op elkaar. Hierdoor is het ruwvoer de laatste jaren van constante kwaliteit.”

Doen wat bij je past

Van der Burg merkt dat hij van alles hoort over nieuwe methodes en middelen om je ruwvoerteelt te verbeteren, niet alleen van specialisten en onderzoeken, maar ook van collega-melkveehouders. “Ieder bedrijf is anders. Daarom denk ik dat je alleen de dingen moet doen die bij je passen. Als ik ergens geen goed gevoel bij heb, dan probeer ik het niet. Maar denk ik dat iets nieuws bij me past, dan ga ik er zeker mee aan de slag.”