
Vroege maisrassen noodzaak in nieuwe mestbeleid

Uit de ervaringen van telers is gebleken dat de resultaten van onderzaai zeer wisselend zijn. Het slagen van onderzaai is erg afhankelijk van het weer. In het droge 2019 is veel onderzaai niet of slecht aangeslagen, waardoor alsnog nagezaaid moest worden. Niet onderzaaien en uiterlijk 1 oktober nazaaien is dan ook minder onzeker.
Uiterlijk 1 oktober een vanggewas inzaaien betekent dat de maisoogst behoorlijk vervroegd zal moeten worden. Telers kunnen hierop anticiperen via de maisrassenkeuze. Door op de lichtere gronden te kiezen voor zeer vroege en vroege maisrassen is de kans groter dat in september goed afgerijpte mais geoogst kan worden.
Prima opbrengstpotentie
Voor elk gewas geldt: hoe meer groeidagen er benut kunnen worden, des te hoger de opbrengstpotentie. Middenvroege maisrassen kunnen daardoor een hogere drogestofopbrengst per hectare leveren dan vroege maisrassen.
Door veredeling is dit verschil echter steeds kleiner geworden. De beste vroege rassen doen in drogestof- en kVEM-opbrengst niet of nauwelijks onder voor het gemiddelde van middenvroege rassen met een enorme opbrengstpotentie van 22 – 23 ton drogestof en ruim 23.000 kVEM per hectare. Zoals LG 31.205, in 2019 nieuw, direct massaal gezaaid in heel Nederland, met zeer goede resultaten. Dit jaar komen daar rassen als LG 31.207, LG 31.214 en LG 31.220 nieuw bij.
Meer zekerheid bij afrijping
In een minder gunstig groeiseizoen of nat najaar is de kans zelfs groot dat het vroege ras meer voederwaardeopbrengst geeft dan een later ras. Mais die niet goed is afgerijpt bereikt namelijk niet zijn gewenste zetmeelopbrengst, dat een belangrijk aandeel heeft in de totale voederwaarde. Vroege maisrassen geven dus een stuk meer zekerheid.
Bekijk de aanbevolen vroege maisrassen voor komend seizoen >>