Schouten: ‘berichtgeving V-focus en brief advocaten schetsen onjuist beeld’
In een artikel in het november-nummer van V-focus wordt gesteld dat in 2012 het jongvee in de vleesveehouderij, de vleeskoeien en zoogkoeien nog gerekend werden tot de categorie ‘Overig rundvee’. In 2018 blijken volgens het vakblad deze groepen opeens overgeheveld te zijn naar het ‘Melkvee’ en delen zij mee in de fosfaatrechten voor de melkveehouderij. „Hierdoor wordt het fosfaatplafond van de melkveehouderij overschreden. Als de mest van deze vleesrunderen niet onder de melkveehouderij was geschoven, dan was de melkveehouderij dit jaar ruim binnen zijn plafond gebleven”, zo luidt de conclusie van het artikel.
Deze veronderstelling is wat Schouten betreft onjuist. „Het fosfaatrechtenstelsel heeft geen gevolgen voor de indeling van dieren onder de plafonds noch voor de wijze waarop het CBS de fosfaat- en stikstofproductie berekent. De indeling van de categorieën die het CBS hanteert voor het berekenen van de fosfaat- en stikstofexcretie is niet gewijzigd, aangezien de prognose van het CBS is gebaseerd op het melkvee dat daadwerkelijk wordt gehouden en niet op de fosfaatrechten die zijn toegekend”, stelt de minister. „Er is dus geen sprake van een overheveling van fosfaatproductie van de categorie ‘overig’ naar de categorie ‘melkvee’, zoals in het artikel wordt gesuggereerd.”
Geen ‘zwevende runderen’
Ook vindt Schouten dat er in het artikel een verkeerd beeld wordt geschetst van de situatie rond vleesvee en dat wordt gesteld dat melkveehouders hiervan de dupe zouden zijn. „Rechten die zijn toegekend op basis van jongvee in de vleesveehouderij dat niet bedoeld is om een kalf te krijgen, zijn onrechtmatige staatssteun. De desbetreffende ondernemers hebben daarom een herbeschikking ontvangen. Met deze werkwijze is dus geen sprake van ‘zwevende runderen’ waarvan niet duidelijk is of zij al dan niet aan de definitie van melkvee voldoen. Ook houden de maatregelen rondom vleesvee geen verband met de destijds vastgestelde omvang van de generieke korting. De omvang van de generieke korting is toen in overleg met de sector tot stand gekomen”, weerlegt de minister.
Brief advocaten
Daarnaast reageerde Schouten op een brief van de Vereniging van Agrarisch Recht Advocaten. Aanleiding hiervoor is de te afwachtende houding van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) bij het behandelen van de knelgevallen.
De minister erkent dat de wetgeving met betrekking tot het fosfaatrechtenstelsel met spoed tot stand is gekomen. Maar ze kan zich niet vinden in de kritiek op de reikwijdte van de knelgevallenvoorziening. Zij wijst op het feit dat de commissie Kalden heeft geadviseerd om de knelgevallenvoorziening zodanig te beperken dat de generieke korting met niet meer dan 1 procent-punt zou stijgen. „Deze keuze werd door de sectorpartijen breed gesteund. Een ruimere knelgevallenvoorziening zou een hogere generieke korting betekenen. Hiervoor is geen draagvlak. Bovendien zou een hogere generieke korting ertoe leiden dat een nieuwe groep bedrijven in problemen komt, namelijk bedrijven die een korting van 8,3 procent nog net konden dragen, maar geen ruimte hebben in hun bedrijfsvoering om een hogere korting op te vangen."