Euforie Hogan over EU-zuivelsector niet overal met gejuich onthaald

De landbouwcommissaris, die gedurende zijn ambtstermijn tot nu toe alleen maar onder stevige druk bereid was de zuivelsector te hulp te komen als die sector van een 'crisis' sprak, wees er op dat de Europese zuivelindustrie alleen al goed is voor de helft van het EU-handelsoverschot van bijna 20 miljard euro. Tegen de achtergrond van de Russische boycot tegen Europese zuivelproducten in 2014 is dat een totaal andere situatie, zei Hogan.
Kansen in Japan, China, Indonesië, Maleisië en Mexico
Hij onderstreepte ook met nadruk het grote belang van het zoeken naar nieuwe exportmarkten, hetgeen volgens hem ook al is gebeurd door op internationaal vlak vooruitgang te boeken. In dit verband noemde hij het handelsakkoord tussen de EU en Japan de meest succesvolle overeenkomst van de laatste jaren op het gebied van landbouwhandel. Zo zijn de Japanners dol op Europese kazen en is hier nog sprake van een belangrijk groeipotentieel. Daarbij wordt van Europese zijde ook gedacht aan landen in Zuidoost-Azië. Hogan noemde onder andere China, Indonesië en Maleisië. „De enige manier om het volledige potentieel van deze markten te ontsluiten is niet alleen het sturen van zakelijke missies en het verstandig gebruik maken van de voorhanden zijnde promotie-instrumenten, maar ook door een sterk en goed gefinancierd gemeenschappelijk Europees landbouwbeleid te voeren en te behouden om de eigen boeren zekerheid te verschaffen."
Het onlangs bereikte principeakkoord met Mexico, dat ook op de zuivelhandel betrekking heeft, noemde de landbouwcommissaris eveneens een belangrijke stap, ook al moet deze markt nog verder ontwikkeld worden.
'Grote verschillen tussen landen'
Landbouwvertegenwoordigers van verschillende lidstaten in Brussel wezen in verband met de boodschap van Hogan op de soms grote verschillen tussen de zuivelsectoren in de EU-landen op het vlak van de melkprijzen en de inkomens van de producenten. Een EMB-woordvoerder haalde in dat verband enkele recente studies aan waaruit blijkt dat gedurende de afgelopen vijf jaar in de meeste EU-landen het verschil tussen de gemiddelde melkprijzen (van 42,01 cent per kg) en de (gemiddelde) productiekosten nog altijd zodanig was dat van een redelijk inkomen voor de melkproducenten in de meeste gevallen niet kan worden gesproken.
Tekst: Jan Schils
Beeld: Agrio archief