Wetsvoorstel grondgebondenheid lost mestoverschot niet op, ook niet met Renure

De adviseurs rekenen volgens het rapport ‘Impactanalyse mestmarkt’ voor dat de nationale stikstofproductie uit dierlijke mest in 2035 uitkomt op 351 miljoen kilo stikstof (exclusief pluimvee). De plaatsingsruimte op landbouwgrond zakt in dezelfde periode naar 273 miljoen kilo. Per saldo blijft er dan een mestoverschot over van 78 miljoen kilo stikstof.
De grootste overschotten zitten in de regio’s Zuid en Midden, maar ook Noord kent dan nog een overschot. In 2023 werd 54 miljoen kilo stikstof al geëxporteerd of verwerkt, in 2035 moet daar nog 24 miljoen kilo bovenop.
Het gaat om scenario’s en ramingen voor 2035, gebaseerd op onder meer cijfers en prognoses van kennisinstellingen als Wageningen Universiteit.
Veestapel krimpt, maar mestdruk blijft hoog
In de doorgerekende scenario’s wordt al uitgegaan van een krimp van de veestapel. Tussen 2025 en 2035 daalt het aantal melkkoeien naar verwachting met 16 procent, het aantal varkens met 17 procent en het pluimvee met 11 procent.
Tegelijkertijd neemt de mestplaatsingsruimte richting 2035 verder af, onder meer doordat de derogatie volledig verdwijnt en de 170 kilo stikstof uit dierlijke mest per hectare overal gaat gelden. Per saldo blijft de mestdruk daarmee hoog, concludeert het rapport.
Graslandnorm vooral knel in Zuid-Nederland
Centraal in het wetsvoorstel staat een graslandnorm: koeien moeten in 2035 gemiddeld 0,35 hectare grasland per grootvee-eenheid achter zich hebben. Landelijk gezien kan daar volgens de analyse gemiddeld aan worden voldaan. Op gemeentelijk niveau, met name in delen van het Zuidelijk concentratiegebied, ligt het beeld anders. Daar is het gemiddelde aantal hectares gras per GVE duidelijk lager dan 0,35. Voor individuele melkveebedrijven in die gemeenten zijn dan aanpassingen nodig.
Volgens de onderzoekers is het voor melkveehouders bedrijfseconomisch niet reëel om stallen half leeg te zetten. Bedrijven zullen dus extra grond in gebruik moeten nemen, moeten verplaatsen of stoppen. Tegelijkertijd wijzen zij erop dat mais kan worden omgezet in gras, dat er bedrijven stoppen en dat samenwerking met akkerbouwers kansen biedt. Schuttelaar & Partners adviseert bij invoering van het wetsvoorstel in te zetten op een regionale aanpak en flankerend beleid voor melkveehouders, zodat bedrijven in knelgebieden beter kunnen worden begeleid.
Renure halveert overschot niet genoeg
De onderzoekers hebben ook doorgerekend wat de inzet van kunstmestvervangers (Renure) kan betekenen. In 2024 lag de Renure-productiecapaciteit rond de acht miljoen kilo stikstof, goed voor ongeveer zeven kilo stikstof per hectare cultuurgrond. Bij toepassing van zeven kilo Renure per hectare daalt het landelijke stikstofoverschot van 78 naar 70 miljoen kilo. Bij 20 kilo per hectare zakt het overschot naar 56 miljoen kilo en bij 40 kilo per hectare naar 34 miljoen kilo. Ook dan blijft er dus een substantieel overschot bestaan, vooral in Midden- en Zuid-Nederland. Bovendien ligt 40 kilo per hectare ver boven de huidige productie en vraagt dat volgens Schuttelaar & Partners forse extra investeringen in verwerkingscapaciteit.
De onderzoekers benadrukken dat mest uit meer bestaat dan stikstof alleen. Renure haalt wel stikstof uit mest, maar niet alle andere nutriënten. Daardoor kan verhoging van de Renure-productie niet één-op-één worden gezien als extra plaatsingsruimte.
In het rapport wordt wel genoemd dat Renure kan helpen om kunstmest te vervangen, regionale kringlopen te sluiten en de ammoniakemissie per hectare te verlagen. Tegelijk blijft de conclusie dat Renure de druk op de mestmarkt kan verlichten, maar geen structurele oplossing biedt voor het mestoverschot.
Uitzonderingen op 100-kilometergrens voor mestverwerking
Het wetsvoorstel schrijft voor dat mest in principe binnen een straal van 100 kilometer en binnen drie mestregio’s (Noord, Midden, Zuid) moet worden afgezet. Voor de aanvoer naar mestbewerkingsinstallaties geldt een uitzondering, omdat mest nu soms over meer dan 100 kilometer naar installaties wordt gebracht, bijvoorbeeld pluimveemest. Ook voor de dikke fractie, die na scheiding vaak wordt gehygiëniseerd en geëxporteerd, wordt een uitzondering gemaakt op de afstandsnorm.
Schuttelaar & Partners voerde het onderzoek uit in opdracht van beide politieke partijen. Het doel was om de effecten het wetsvoorstel na invoering op de mestplaatsingsruimte en de stikstofproductie in dierlijke mest in Nederland te voorspellen.

