Minister houdt deur dicht: onderzaai in maïs blijft buiten rustgewasregeling

Op zand- en lössgronden moeten boeren eens per vier jaar een rustgewas telen. De rotatieperiode is gestart in 2023, waardoor uiterlijk in 2026 op alle betreffende percelen minimaal één keer een rustgewas moet zijn geteeld. Binnen die verplichting speelt de vraag of onderzaai in maïs als rustgewas kan tellen nadrukkelijk een rol.
De minister bevestigt dat onderzaai van een vanggewas in maïs niet meetelt als rustgewas. Dat geldt zowel voor de verplichte rotatie met rustgewassen in het mestbeleid als voor de GLB-eco-activiteit ‘rustgewassen’.
Tegelijkertijd benadrukt Wiersma dat een geslaagde onderzaai in maïs volgens haar zeer effectief is om nitraatuitspoeling te beperken. Onderzaai blijft dan ook toegestaan en bruikbaar om te voldoen aan de verplichting om na maïs een vanggewas te telen op zand- en lössgrond.
Drie opties
Voor die vanggewasverplichting mogen boeren blijven kiezen tussen drie opties; onderzaai, nazaai direct na de oogst of een wintergraan als opvolgende hoofdteelt. In de kern komt het erop neer dat onderzaai in maïs wel meetelt als vanggewas, maar niet als rustgewas.
Volgens Wiersma zit het onderscheid tussen vanggewassen en rustgewassen in het doel en karakter van de maatregel. Een vanggewas is vooral bedoeld om in de winterperiode de bodem te bedekken en resterende stikstof op te nemen, zodat uitspoeling in die periode wordt beperkt. Een rustgewas moet daarentegen een teeltjaar met intensieve, uitspoelingsgevoelige teelten onderbreken en de bodemkwaliteit op langere termijn verbeteren. Rustgewassen worden daarom aangemerkt als niet-uitspoelingsgevoelige teelten.
De Commissie van Deskundigen Meststoffenwet (CDM) heeft eerder bepaald dat een combinatie van een korte of vroege (groente)teelt, gevolgd door een vroeg ingezaaid, onbemest vanggewas in juli of augustus, als niet-uitspoelingsgevoelige teelt kan worden beschouwd en dus als rustgewas kan meetellen. Het gaat daarbij om teelten in de vollegrondsgroentesector, zoals wortelen en sla, waar meerdere oogsten per jaar mogelijk zijn. Maïs met onderzaai is door de CDM niet als niet-uitspoelingsgevoelige teelt aangewezen en wordt daarom niet geaccepteerd als rustgewas.
Korte teelten
De bekende constructie waarbij een korte of vroeg geoogste hoofdteelt wordt gevolgd door een vroeg ingezaaid, onbemest vanggewas vóór 1 september, blijft daarmee wel een geldige route om aan de rustgewasverplichting te voldoen. In die situatie hoeft de hoofdteelt niet per se zelf het rustgewas te zijn; de combinatie van hoofdteelt en vroeg ingezaaid vanggewas wordt samen als rustgewas gerekend. De minister maakt er in haar beantwoording nadrukkelijk bij duidelijk dat deze combinatie door de CDM specifiek is bedoeld voor bepaalde kortere teelten, met name in de groentesector, en niet voor maïs.
In de praktijk leidt de huidige regelgeving er soms toe dat boeren een goed geslaagde onderzaai onderwerken om daarna alsnog een nieuw vanggewas of ander gewas in te zaaien dat wel als rustgewas(combinatie) kan meetellen. Op de Kamervragen van Vedder daarover reageert Wiersma dat dit volgens haar geen direct gevolg is van het beleid, maar een keuze van de landbouwer.
Zij wijst erop dat er volgens het ministerie voldoende keuze is in rustgewassen om aan de rotatieverplichting te kunnen voldoen. Daarbij benadrukt ze dat het vanuit water- en bodemkwaliteit beter kan zijn om in een rotatiejaar een andere teelt dan maïs op te nemen, bijvoorbeeld gras.
Eco-activiteit
Opvallend in de beantwoording is verder dat onderzaai van vanggewassen binnen het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) als eco-activiteit positief wordt gewaardeerd, terwijl diezelfde onderzaai in maïs niet meetelt als rustgewas binnen het mestbeleid. De minister legt uit dat het hier om twee verschillende beleidsinstrumenten gaat. In het GLB wordt onderzaai beloond vanwege de directe positieve effecten op bodem en milieu.
De rustgewasverplichting in het mestbeleid is gericht op gewasrotatie en de structurele verbetering van bodem- en waterkwaliteit op de langere termijn. Voor rustgewassen gelden daardoor andere criteria dan voor GLB-eco-activiteiten. Volgens Wiersma zijn beide sporen, vanggewassen én rustgewassen, nodig om de waterkwaliteitsdoelen te halen.
Voor 2026 geen aanpassing
Eline Vedder vroeg ook aan de minister om de regels al vanaf teeltjaar 2026 te verruimen, zodat een combinatie van een vroege teelt met tijdige onderzaai vóór 1 september zou kunnen worden erkend als rustgewas. De minister wil dat niet. Voor 2026 komt er geen aanpassing en blijft maïs met onderzaai dus buiten de rustgewasregeling. In het concept achtste Actieprogramma Nitraatrichtlijn is wel aangekondigd dat de CDM een afweegkader voor rustgewassen gaat opstellen, op basis waarvan de rustgewaslijst wordt herzien.
Pas vanaf 2027, aan het begin van de volgende rotatieperiode, kan een combinatie als maïs met onderzaai eventueel als rustgewas worden toegestaan. Dat kan dan alleen als de CDM op basis van het nieuwe afweegkader concludeert dat die combinatie als rustgewas kan worden ingezet.




