Rapport Ronald Meester haalt stikstofbeleid onderuit

Rummenie vroeg Meester ‘met zijn kennis van waarschijnlijkheidsrekening’ kritisch te kijken naar de cijfers van de totale stikstofdepositie op de natuur die zijn gebruikt bij het opstellen van de natuurdoelanalyses. Ook is hij gevraagd om in zijn algemeenheid in te gaan op het gebruik van statistische modellen.
De uitkomst haalt de basis onder het huidige stikstofbeleid weg. In de samenvatting concludeert Meester: „De gedachte dat er een unieke en wel gedefinieerde KDW zou bestaan voor individuele habitats is onjuist. Het is evident dat er te veel stikstofdepositie kan zijn, voor elke redelijk criterium, om de simpele reden dat van alles te veel kan zijn. Echter, ik heb geen enkele wetenschapper gesproken die vanuit die wetenschap een unieke (exacte) waarde verdedigt. Er zijn wel wetenschappers die unieke waardes propageren omdat de politiek en de rechterlijke macht deze accepteert of zelfs eist. Dat heeft echter niets met wetenschap te maken; wetenschappers zouden een dergelijke verleiding moeten weerstaan. Het huidige gebruik van KDW’s, in de NDA’s (natuurdoelanalyses, red.), in de adviezen van de EA (Ecologische Autoriteit, red.) en in de vergunningverlening, is daarmee vanuit statistisch perspectief onwetenschappelijk, ondeugdelijk en dus niet verdedigbaar.”
Modelonzekerheid
Ook bestudeerde Meester de onzekerheden en onbepaaldheden van het Aerius/OPS rekenmodel. Meester: „Zoals elk model geeft Aerius/OPS slechts terug wat de makers erin hebben gestopt. De prestaties van het model op individueel niveau bij vergunningverlening worden omgeven met onzekerheden die niet kwantificeerbaar zijn, omdat gemodelleerde (toename van) deposities te klein zijn. Dat de onzekerheden hier veel groter zullen zijn dan bij landelijke (globale) gemiddeldes is een wiskundig en geen empirisch gegeven. Deze globale modeluitkomsten worden zelf al omgeven met tientallen procenten onzekerheid, voortkomend uit veelsoortige onzekerheden. Controle van modelprecisie en onzekerheid is niet mogelijk omdat er geen meetdata voor stikstofdepositie voorhanden zijn – deze worden primair afgeleid uit atmosferische concentraties waarvan de onzekerheid zelf ook moeilijk te kwantificeren is. Voor alle duidelijkheid, stikstofdepositie wordt niet zélf gemeten.”
Eindconclusie
Zijn eindconclusie is: „Samengenomen concludeer ik dat we met de combinatie van de onzekerheden in de KDW’s en de door het model berekende deposities van Aerius/OPS feitelijk niet weten wat we aan het doen zijn. We zijn blind modeluitkomsten aan het volgen, zonder de mogelijkheid te hebben om te controleren waar we mee bezig zijn. Er wordt veel beweerd over stikstof, maar er is vrijwel geen enkele kwantitatieve claim die daadwerkelijk controleerbaar is. Het werken met de combinatie KDW/Aerius acht ik vanwege dit alles niet wetenschappelijk. Uitspraken over proefondervindelijke standen van zaken met verstrekkende juridische consequenties (stikstofemissie en –depositie) behoren namelijk verifieerbaar te zijn, en dat zijn ze niet. Een antwoord dat dit “het beste is wat we hebben” is onbevredigend en onduldbaar omdat het uitgaat van de gedachte dat de wetenschap móet leveren.”
Strijdig
Meester adviseert de staatssecretaris om beleid te ontwikkelen op basis van meetgegevens in plaats van modellen en stelt dat de Europese Habitatrichtlijn daar ruimte voor biedt. Of Rummenie met de uitkomsten nog iets kan doen is onduidelijk, doordat het kabinet demissionair is. De ambtenaren van het ministerie hebben hem geadviseerd om het rapport van Meester zonder inhoudelijke duiding naar de Tweede Kamer te sturen, omdat de uitkomst strijdig is met de heersende wetenschappelijke consensus. Tweede Kamerlid Lidewij de Vos vroeg Rummenie om het rapport snel openbaar te maken.




