Saldo melkveebedrijven 65 procent boven langjarig gemiddelde

Het saldo over augustus ligt iets onder de saldi voor de maanden mei, juni en juli van dit jaar. De lichte terugval is een gevolg van de licht teruglopende melkprijs. Deze daling werd deels gecompenseerd door de hoge prijzen voor slachtkoeien en kalveren. De Nederlandse zuivelnoteringen daalden met bijna 10 procent ten opzichte van het begin van 2025. Het voortschrijdend jaarsaldo ligt, mede dankzij gunstige prijzen eerder in het jaar, 65 procent boven het langjarig gemiddelde.
Het gestandaardiseerde bedrijf is een bedrijf van 117 melkkoeien met een gemiddelde melkproductie van 9.080 liter per koe.
Melkprijs terug op niveau van januari dit jaar
In 2024 lag de melkprijs 25 procent boven het langjarig gemiddelde. In het eerste kwartaal van dit jaar daalde de melkprijs met 3 euro per 100 kilogram. In de vier maanden die volgden, liep de melkprijs weer op. In augustus daalde de prijs licht en daarmee lag de melkprijs in augustus rond het niveau van januari 2025.
Met name de prijzen van kalveren en koeien rezen de pan uit. De prijzen van kalveren lagen in augustus bijna vier keer hoger dan het langjarig gemiddelde. De slachtkoeienprijzen waren bijna twee keer zo duur. De verschillen met 2024 zijn aanzienlijk kleiner dan de verschillen met het langjarig gemiddelde. Het saldo van augustus 2025 lag 75 procent boven het tienjaarsgemiddelde en 31 procent boven het saldo van augustus 2024.
De toegerekende kosten waren nauwelijks aan verandering onderhevig en bleven hoog. Over de eerste 8 maanden van 2025 lagen de kosten bijna 20 procent boven het tienjaarsgemiddelde.
Krachtvoer iets goedkoper
In augustus 2025 lag de krachtvoerprijs enkele procenten onder het niveau van augustus 2024, maar wel ruim 13 procent boven het tienjaarsgemiddelde. De prijzen van mais en hooi lagen in de zomerperiode iets onder het niveau van dezelfde periode een jaar daarvoor.
Voortschrijdend saldo
Het voortschrijdend jaarsaldo daalde vanaf april 2023, doordat de melkprijs toen onder het niveau van een jaar eerder kwam. Het voortschrijdend saldo zakte van 54 procent boven het langjarig gemiddelde in maart 2023 tot net onder het langjarig gemiddelde in maart 2024. Vanaf dat monent lag de melkprijs weer hoger dan een jaar eerder, waardoor uiteindelijk in augustus 2025 het voortschrijdend jaarsaldo 65 procent boven het langjarig gemiddelde uitkwam. Het saldo in augustus van dit jaar oversteeg de piek van maart 2023. De melkprijs lag in augustus 2025 iets boven het jaargemiddelde van 2022, terwijl de toegerekende kosten 10 procent lager waren. Door de hogere veeprijzen lag het saldo over de eerste 8 maanden bijna 30 procent boven het niveau van dezelfde periode in het gunstige melkprijsjaar 2022.
Overige sectoren
In de pluimveesector bleven de marges uitzonderlijk sterk, vooral bij de leghennen. De vleesvarkenshouderij kon het eerdere herstel niet volledig vasthouden, terwijl de zeugenbedrijven een flinke stap terug deden na de piek in het voorjaar.
Toegevoegde waarde per arbeidskracht op primaire grondgebonden bedrijven relatief laag
Om de toegevoegde waarde van grondgebonden bedrijven te berekenen hanteert de Wageningen University & Research (WUR) de term 'het grondgebonden veehouderijcomplex'. Hieronder verstaat de WUR de gespecialiseerde primaire melkveebedrijven (13.215 in 2023) en de overige graasdierbedrijven (schapen, paarden en geiten; 10.054 bedrijven in 2023), slachterijen, de zuivelindustrie, en de toeleveranciers en distributiebedrijven voor het deel dat deze sectoren aan de primaire grondgebonden veehouderijbedrijven of de verwerkende industrieën leveren.
In 2023 realiseerde het grondgebonden veehouderijcomplex een toegevoegde waarde van 12,7 miljard euro, 1 miljard meer dan in 2022. Het grondgebonden veehouderijcomplex heeft een aandeel van rond de 1,2 procent in het bruto binnenlands product.
Toegevoegde waarde primaire sector
12 procent van de toegevoegde waarde van het grondgebonden veehouderijcomplex komt op het conto van de primaire sector. In 2022 lag dit aandeel met 21 procent, mede dankzij de hoge melkprijs, aanzienlijk hoger.
De toeleverende industrie heeft met 43 procent het grootste aandeel in de toegevoegde waarde. De verwerking had in 2023 een aandeel van 32 procent.
Werkgelegenheid
De werkgelegenheid van het grondgebonden veehouderijcomplex komt overeen met 124.000 voltijdswerknemers op jaarbasis, wat overeenkomt met 1,5 procent van de nationale werkgelegenheid. De toeleverende bedrijven zijn goed voor 36 procent van het totale aantal banen in het grondgebonden veehouderijcomplex, de primaire sector verschaft 35 procent van de banen. Dit aandeel is stabiel en aanzienlijk hoger dan het aandeel van de primaire bedrijven in de toegevoegde waarde van het grondgebonden veehouderijcomplex dat in 2023 op circa 12% uitkwam. Dit duidt op een relatief lage toegevoegde waarde per arbeidskracht op de primaire bedrijven.

Tekst: Hermien van der Aa
Woont en werkt op een melkveebedrijf in Hernen met als neventakken educatie en zorglandbouw. Sinds 2020 parttime redacteur melkvee bij Agrio, waar ze hoofdzakelijk schrijft voor de website melkvee.nl, het vakblad Melkvee en de regiobladen
Beeld: Ellen Meinen
Bron: Agrimatie