
Uiergezondheid bij robotmelken: 5 praktische tips

Vijf tips voor het optimaliseren van uiergezondheid bij robotmelken
1. Houd de stal en robotruimte schoon
Een schone stal verlaagt de kans op infecties. Let er bij diepstrooiselboxen op dat de temperatuur < 25 graden blijft. Reinig de ligboxen, roosters en de robotruimte dagelijks. Desinfecteer de melkbekers en de robotarm wekelijks.
2. Controleer de instellingen van de melkrobot
Een correcte voor- en nabehandeling is cruciaal. Controleer of het sprayen goed gebeurt: stem de spray af aan de ziekteverwekkers waar je last van hebt, controleer de speen condities van o.a. hoog productieve dieren en controleer of de spray de spenen goed raakt. Een druppel onderaan de speen is een indicator dat het middel goed is aangebracht.
Wees extra scherp op het aantal mislukkingen en onvoldoende melkingen. Houdt maximaal 5% als de norm.
3. Let op geleidbaarheid en melkproductie
Een hoge geleidbaarheid in combinatie met minder melk is vaak het eerste signaal van uierproblemen. Houd daarom de data goed in de gaten en controleer verdachte kwartieren op roodheid, hardheid of vlokjes. Behandel het uier met uiermint en volg het bedrijfsbehandelplan.
4. Vervang regelmatig het melkfilter
Het melkfilter is een eenvoudige graadmeter voor uiergezondheid. Controleer het melkfilter op vlokjes bij het vervangen. Zie je vlokken, dan weet je dat er een of meerdere koeien met problemen zijn.
5. Besteed extra aandacht bij warm weer
Hittestress en vliegen vergroten de kans op mastitis. Zorg voor goede ventilatie, bijvoorbeeld door middel van een ventilator in de robotruimte. Lucht op zowel het uier als de rug van de koe is wenselijk. Houd de wachtruimte hygiënisch en beperk licht en warmte om vliegen minder aan te trekken.
Met deze 5 tips verbeter je de uiergezondheid bij robotmelken, verlaag je het celgetal en vergroot je de melkproductie.