Column: Op weg naar de Tweede Kamer

De vakantie is voorbij. Ik ben heerlijk thuis geweest, op de boerderij waar ik onder andere in de tuin heb gekoeteld (Lekker bezig zijn). Voor het eerst sinds een lange tijd heb ik weinig mail en telefoontjes gehad. Dat was echt genieten, ik ben echt tot rust gekomen. Ik ben wel een paar keer naar Deventer gereden, naar het partijbureau van de BBB. Ik heb mijzelf namelijk verkiesbaar gesteld voor de Tweede Kamerverkiezingen van 29 oktober 2025. Het was superleuk om iedereen van de BBB-lijst te zien. Ik heb mooie gesprekken gevoerd en iedereen is supergemotiveerd. Het was een dag vol met tips en tricks, koffiedrinken en poseren. Wat wil een mens nog meer. Moe en voldaan kwam ik in de avond thuis.
Dan merk je wel dat door de ervaring in de provincie je blik ruimer is geworden
Het verkiezingsprogramma is in concept gedeeld. Dat betekent 125 pagina's doorlezen en kijken of ik nog aanvullingen of andere inzichten kan vinden. Het is immers een concept, superleuk om daar een stukje aan bij te dragen. Bij de ALV een aantal weken later krijg ik te horen dat ik goede aanvullingen had en dat ze blij waren met mijn input. Dat is leuk om te horen, daar doe je het voor. Dan merk je wel dat door de ervaring in de provincie je blik ruimer is geworden. De kennis is vergroot. En dan is het waardevol dat je die ervaring kan delen met de landelijke politiek.
Thuis vragen ze of ik er niet moe van wordt, maar nee hoor, ik krijg hier energie van, ieder zijn ding. Het geeft mij meer voldoening zelf bij te dragen aan onze samenleving dan doelloos aan de kant toe te kijken. Dat past helemaal niet bij mij. Stil zijn op zich is al een uitdaging ;-) Ik ben blij dat ik dit politieke werk gecombineerd met de boerderij mag doen. En als ik onze drie kinderen zie, die alle drie gelukkig zijn met hun eigen werk, denk ik: missie geslaagd.
Je zou toch op zijn minst mogen verwachten dat je veilig bent op je eigen terrein of in je eigen huis
Ondertussen gaat het sociale leven gewoon door. Met lieve vrienden ergens eten, met andere vrienden naar de kermis in Hoorn. Leuk en gezellig en voldoende tijd om lekker bij te praten.
Ondertussen lopen de gemoederen in de politiek maar ook in de sector, flink op. En dat gaat niet altijd lichtzinnig. Bedreigingen, het bekladden van huizen en schuren, maar ook levensbedreigingen. Het Woo-verzoek om gegevens inclusief adresgegevens openbaar te maken. En als klap op de spreekwoordelijke vuurpijl een grote aankondiging in de krant om ons partijbureau in Deventer in de fik te steken. Al deze intimidatie heeft grote gevolgen. Ik zit te praten met collega’s uit mijn fractie en de onrust neemt toe. Je durft er eigenlijk niet meer openlijk voor uit te komen bij welke partij je zit en waar je voor staat. Dat is toch te gek voor woorden, maar helaas wel de realiteit. Zeker door deze terreur begrijp ik nogbeter waarom Femke Wiersma de gegevens van het Woo-verzoek niet vrijgeeft. Het gaat immers om bedrijfsgegevens die herleidbaar zijn tot de adressen. Die kunnen we toch niet vrijgeven. Er wonen daar gezinnen met kinderen. Je zou toch op zijn minst mogen verwachten dat je veilig bent op je eigen terrein of in je eigen huis.
Kunnen de agrarische jongeren het bedrijf nog overnemen?
Met dat ik deze column schrijf, denk ik goed na over mijn woordkeuze. Ik wil niemand op ideeën brengen. Maar hecht er wel veel waarde aan om mijzelf te blijven: een open persoon die graag met mensen in gesprek gaat. Een stuk verbinding om elkaar beter te (leren) begrijpen.
En deze voorzichtigheid is echt de omgekeerde wereld. Laten wij met elkaar afspreken dat wij daar niet aan meedoen. Wij blijven beschaafd en rustig. Staan voor elkaar klaar met een luisterend oor. Er zijn genoeg problemen om op te lossen. Een eigen huis. PAS-melders, geitenmoratorium, auto en openbaar vervoer. Ik vind het spannend. Kunnen de agrarische jongeren het bedrijf nog overnemen? Laten we daar met zijn allen voor gaan. Dat is immers de toekomst. En dan kunnen wij vanaf de zijlijn toekijken hoe zij de nieuwe stap gaan zetten naar hun eigen toekomst. Samen komen we verder.
Tekst: Ingrid de Sain
Beeld: Ellen Meinen