
Investeringen in gebouwen niet altijd aftrekbaar

WOZ-waarde gelijk aan bodemwaarde
Tot 2007 was het geen enkel probleem om zowel onderhoudsinvestering als verbeterings-investeringen door middel van afschrijvingen ten laste van het resultaat te brengen en daarmee het fiscale bedrijfsresultaat te verlagen. Op grond van het zogenoemde ‘matchingprincipe’ is dit bedrijfseconomisch een juiste toepassing. Bij de afschrijvingskosten zijn immers de kosten in verband met de slijtage van het bedrijfsgebouw inbegrepen.
Het matchingprincipe houdt in dat je de kosten neemt in de periode waarin je ook de opbrengsten verantwoordt die je met het bedrijfsmiddel behaalt.
Maar deze regel wordt sinds de wetswijziging met betrekking tot de afschrijving van bedrijfsgebouwen en de invoering van de bodemwaarde niet meer gevolgd. Vanaf 2024 wordt de bodemwaarde voor alle bedrijfsgebouwen plus aanhorigheden gelijk gesteld aan de WOZ-waarde.
Inflatiewinst in belastingheffing
Bij een investering in een bedrijfsgebouw die tot een verhoging van de WOZ-waarde leidt of nieuwbouw waarbij de WOZ-waarde wordt vastgesteld kun je de afschrijvingskosten van deze investering niet of maar gedeeltelijk aftrekken.
Het gaat bij de bepaling van de bodemwaarde niet alleen om de waarde van de opstal, maar ook van de ondergrond en de aanhorigheden.
Door deze wijze van de fiscale winstbepaling wordt al gedurende de exploitatie van het bedrijfsgebouw de inflatiewinst in de belastingheffing betrokken.
Aftrekken onderhoudskosten
De uitgaven voor de verbetering van een bedrijfsgebouw moet je altijd activeren en kun je alleen door middel van de afschrijving ten laste van het bedrijfsresultaat brengen voor zover de bodemwaarde lager ligt dan de boekwaarde van het betreffende bedrijfsgebouw.
Onderhoudskosten kun je van het resultaat aftrekken op het moment dat je de kosten maakt om een gebouw in bruikbare staat te herstellen en de veroudering van het bedrijfsgebouw tegengaat. Het gaat bij (groot)onderhoud om het gebouw geheel of gedeeltelijk terug te brengen naar een gelijke toestand toen je het bedrijfsgebouw voor het eerst in gebruik nam.
Het is daarom belangrijk om de investeringen die je uitvoert om het verouderingsproces van het bedrijfsgebouw op te heffen, als onderhoudskosten opvoert en niet als investering.
Voorziening groot onderhoud
Omdat het verouderingsproces geleidelijk verloopt en je bepaalde onderdelen van het bedrijfsgebouw pas na een reeks van jaren vervangt, is het mogelijk om een voorziening ‘groot onderhoud’ in de balans op te nemen. Aan een dergelijke voorziening voeg je dan jaarlijks een bedrag toe dat je ten laste van het resultaat brengt.
Spelregels
Voor het aan de passiefzijde op de balans opnemen van een dergelijke voorziening gelden wel een aantal spelregels. Je moet aannemelijk maken dat je de uitgaven in de toekomst ook daadwerkelijk gaat doen. Daarnaast moet je ook de omvang van de onderhoudsinvestering op een acceptabel niveau inschatten en moet je ook een inschatting maken van het moment waarop je de onderhoudsinvesteringen daadwerkelijk gaat uitvoeren.
Een dergelijk voorziening mag je niet vormen voor een verbeteringsinvestering. Verbeteringsinvesteringen geven hun nut immers pas in de toekomst af. Deze uitgaven worden dus niet veroorzaakt door het gebruik die tot de slijtage leidde.
Meer weten?
aaff is graag overal van betekenis. Mocht je van plan zijn om een voorziening groot onderhoud te vormen, laat je vooraf goed informeren over de spelregels en maak vooraf een duidelijk onderhoudsschema voor de uit te voeren onderhoudsinvesteringen. Neem voor meer informatie contact op met een van onze specialisten.
Tekst: Bert van den Kerkhof