LTO Melkveehouderij: geen dierwaardigere veehouderij zonder werkbare regels

De vakgroep constateert dat er voor runderen veel termen door elkaar worden gebruikt, maar vaak ‘rundvee’ wordt geschreven waar melkvee wordt bedoeld. Ook worden leeftijdscategorieën inconsequent toegepast. Hierdoor ontstaat verwarring over eisen, stelt LTO Vakgroep Melkveehouderij. ‘Wat ons betreft moet in de gehele AMvB en Nota van Toelichting duidelijker worden aangegeven welke categorie het precies betreft.’
Economische schade
Een van de concrete bezwaren van de reactie van de vakgroep op consultatie AMvB Dierwaardige veehouderij richt zich op de verplichting voor individuele kalverhuisvesting vanaf 2027. In de AMvB wordt gesteld dat kalveren minimaal 1,5 vierkante meter tot hun beschikking moeten hebben.
Volgens LTO is de toegevoegde waarde van deze norm voor jonge kalveren, die slechts veertien dagen in deze huisvesting verblijven, beperkt. Voor het welzijn van deze dieren zijn volgens de vakgroep andere factoren zoals rust, beschutting en een droge omgeving veel bepalender. De voorgestelde norm zou bovendien leiden tot economische schade, omdat veel huidige eenlingboxen kleiner zijn en dus vervangen moeten worden, terwijl ze technisch en economisch nog niet zijn afgeschreven.
Vanaf 2030 gaan ook voor jongvee nieuwe eisen gelden. Voor kalveren en jongvee van 6 tot 8 maanden wordt dan een ruimte van twee vierkante meter verplicht, voor jongvee van 8 tot 12 maanden 2,2 vierkante meter.
Negen vierkante meter per koe
Voor rundvee ouder dan één jaar wordt in de AMvB vanaf 2040 een norm van negen vierkante meter voorgesteld. De vakgroep vindt dit inconsequent en merkt op dat de categorie melkveerund ouder dan één jaar op het moment van kalven tot de categorie jongvee behoort en als zodanig in de toepasselijke wet- en regelgeving moet worden beschouwd. Ook de Nota van Toelichting geeft aan dat de voorgestelde negen vierkante meter in artikel 2.46-3 melkgevende en droogstaande dieren betreft.
De vakgroep stelt dat deze norm niet goed onderbouwd is. Ze verwijst naar het feit dat de Europese voedselautoriteit EFSA deze norm baseerde op een combinatie van literatuur en expert-opinies, maar zelf aangeeft dat de beschikbare data hiervoor eigenlijk onvoldoende zijn.
In bestaande regelingen, zoals de MDV-regeling, wordt momenteel uitgegaan van acht vierkante meter per dier voor ligboxstallen en tien vierkante meter voor vrijloopstallen. Veel nieuwbouwstallen zijn hierop afgestemd. Harmonisatie naar acht vierkante is volgens LTO daarom wenselijk, waarbij voldoende rekening wordt gehouden met afschrijvingstermijnen.
Voldoende schaduw
Wat betreft thermoregulatie wijst de vakgroep erop dat hittestress – meer dan koude – een serieus aandachtspunt is voor melkvee. Koeien zijn het meest comfortabel bij temperaturen rond 10 graden Celsius. Hittestress heeft invloed op de melkproductie, ongeboren kalveren en recent afgekalfde koeien. Toch is het in de praktijk niet altijd mogelijk om op weide- of natuurpercelen voldoende schaduw te bieden.
LTO pleit daarom voor experimenteerruimte om te zoeken naar werkbare oplossingen, in plaats van het direct opleggen van strikte eisen. Volgens de vakgroep leidt het streven naar een constant stalklimaat bovendien tot meer opstallen, terwijl de AMvB en de bijbehorende routekaart juist inzet op natuurlijk gedrag zoals grazen.
Ook de verplichting die vanaf 2030 gaat gelden dat er in elke stal een ligplek per dier moet zijn, noemt LTO problematisch. In de praktijk kunnen melkveehouders tijdelijk te maken krijgen met overbezetting, bijvoorbeeld bij groei of in afwachting van uitbreiding. Zolang dat niet structureel is, moet er volgens de vakgroep ruimte blijven voor maatwerk. De regel zoals die nu is geformuleerd laat daar geen ruimte voor.
Hoornloosheid duurt lang
Een ander belangrijk bezwaar betreft het geplande verbod op onthoornen vanaf 2040. LTO stelt dat het houden van gehoornde koeien in de meeste huidige stalsystemen niet op een veilige manier mogelijk is. Gehoornde dieren zorgen vaker voor gevaarlijke situaties bij groepswissels of tijdens dagelijkse werkzaamheden.
Hoewel de sector het fokken op hoornloosheid als toekomstgerichte oplossing ziet, benadrukt LTO dat dit proces tijd vergt. De genetische basis voor hoornloosheid is op dit moment nog te smal om tegen 2040 al volledige zekerheid te bieden. De vakgroep vindt daarom dat het voorkomen van kalveren met hoorns ook na 2040 nog moet kunnen worden opgevangen.
Oneerlijke concurrentie
Los van deze inhoudelijke bezwaren benadrukt de vakgroep in algemene zin dat het streven naar dierwaardige veehouderij alleen kans van slagen heeft als het beleid realistisch en uitvoerbaar is. De sector werkt al jaren aan het verbeteren van diergezondheid en welzijn, onder meer via de Duurzame Zuivelketen en instrumenten als de Koe-Monitor.
In de ogen van LTO levert een vrijwillige en stimulerende aanpak, zoals die is vastgelegd in het recent ondertekende Convenant Dierwaardige Veehouderij, meer op dan een dwingende regeling zoals de AMvB. Daarbij wijst de vakgroep ook op het belang van een gelijk Europees speelveld. Als Nederland strengere eisen stelt dan andere landen, leidt dat volgens LTO tot oneerlijke concurrentie.
Tot slot roept de vakgroep het ministerie op om bij de verdere uitwerking van de AMvB beter rekening te houden met de uitvoerbaarheid, het verdienvermogen van melkveehouders en de realiteit op het boerenerf.
NMV: AMvB Dierwaardige Veehouderij vraagt het onmogelijke van boeren
Net als LTO vakgroep Melkveehouderij plaatst ook de Nederlandse Melkveehouders Vakbond (NMV) kanttekeningen in haar zienswijze op de voorgestelde AMvB Dierwaardige Veehouderij. Hoewel de NMV betrokken was bij het convenant en akkoord ging met de routekaart voor de melkveehouderij, benadrukt zij dat de randvoorwaarden uit het convenant – zoals werkbaarheid, vergunbaarheid en financiële haalbaarheid – onvoldoende zijn geborgd in de uitwerking van de AMvB.
Volgens de NMV vragen sommige maatregelen het onmogelijke van veehouders, wat kan leiden tot onrendabele productie, en zelfs verplaatsing van de productie naar landen met lagere dierenwelzijnsnormen, wat averechts zou werken.
De NMV wijst specifieke maatregelen af, zoals het verbod op grupstallen, waarvan zij stelt dat deze stallen juist voordelen bieden voor het dierenwelzijn en vaak worden gebruikt door kleinere familiebedrijven met zeldzame runderrassen. Ook het voorgestelde verbod op onthoornen krijgt scherpe kritiek; volgens de NMV draagt onthoornen juist bij aan het welzijn van de koppel, terwijl genetische selectie op hoornloosheid risico’s op inteelt met zich meebrengt.
Daarnaast zijn er zorgen over de opgelegde eisen voor staloppervlak, die zouden leiden tot gedwongen krimp, zonder dat rekening wordt gehouden met ruimtelijke beperkingen of bijkomende kosten. Ook stelt de NMV dat praktische factoren zoals rasverschillen, weidegang en voerbehoefte onvoldoende zijn meegewogen bij regels rond ruwvoer, drinkwater en kalverhuisvesting.
Tot slot pleit de NMV voor uitzonderingen op tijdelijke verblijfplaatsen en transportregels, en vraagt zij om een transparante invulling van de Autoriteit Dierwaardige Veehouderij. De vakbond concludeert dat zonder wetenschappelijke onderbouwing en realistische randvoorwaarden, de AMvB de sector onevenredig belast en het beoogde dierenwelzijn zelfs kan ondermijnen.

Tekst: Stefan Buning
Geboren en getogen op een melkveebedrijf in de Achterhoek. Sinds 1998 werkzaam als redacteur bij Agrio. Als chef Melkvee is hij samen met zijn team verantwoordelijk voor het kritisch volgen van alles wat er in en om de melkveehouderij in Nederland gebeurt.
Beeld: Susan Rexwinkel, Ingrid Sweers