Fosfaatproductie melkveehouderij ligt 1,8 miljoen kilo boven sectorplafond

De eerste kwartaalrapportage 2025 is een verwachting van de verwachte fosfaat- en stikstofexcretie over geheel 2025 op basis van de op 1 april 2025 beschikbaar gekomen gegevens over de omvang van de rundveestapel, de melkproductie per koe en de beschikbaarheid en samenstelling van krachtvoer en ruwvoer.
De melkveehouderij produceerde 252,8 miljoen kilo stikstof in het eerste kwartaal, 15 miljoen kilo minder dan het sectorplafond toelaat (zie tabel hieronder). Dat is 1,4 procent lager dan het nationale plafond.
Alle sectoren produceerden in het eerste kwartaal 142,7 miljoen kilo fosfaat. Dat is 7,7 miljoen kilo boven het nationaal plafond. Vooral de varkenssector produceert met 4,2 miljoen kilo meer dan het sectorplafond voor dit jaar toelaat. Het CBS verwacht dat de fosfaatexcretie van de Nederlandse veestapel in 2025 5,7 procent boven het nationale plafond uitkomt bij de huidige omvang van de veestapel.
Lees verder onder de tabel.
Momentopname van de verwachte fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel over 2025 (in miljoen kg) | Fosfaat | Stikstof | ||||
Plafond 2025 | 1e kw 2025 | Verschil | Plafond 2025 | 1e kw 2025 | Verschil | |
Nationaal | 135 | 142,7 | 7,7 | 440 | 433,7 | -6,3 |
Melkvee | 71,8 | 73,6 | 1,8 | 267,8 | 252,8 | -15 |
Varkens | 27,8 | 32,3 | 4,5 | 70,3 | 80,1 | 9,8 |
Pluimvee | 20,3 | 20,7 | 0,4 | 48,4 | 48,5 | 0,1 |
Overig | 15,1 | 16,1 | 1 | 53,5 | 52,4 | -1,1 |
N.B. Door afrondingen kan de som van de cijfers afwijken van het totaal. | ||||||
Het sectoraal plafond voor de pluimveehouderij heeft alleen betrekking op de mestproductie van die diersoorten waarop het stelsel van pluimveerechten van toepassing is, te weten kippen en kalkoenen. | ||||||
Voor ‘overig’ is in de Meststoffenwet geen sectoraal plafond opgenomen.. Het hier vermelde plafond is de voor ‘overig’ beschikbare mestproductieruimte die is afgeleid van het nationale plafond en de plafonds voor melkvee, varkens en pluimvee. |
Wiersma laat in de brief weten dat de onzekerheid in de prognose van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) relatief groot is. Het CBS baseert zich voor de omvang van de melkveestapel op I&R-gegevens einde eerste kwartaal 2025 en voor de andere landbouwhuisdieren op de landbouwtelling van vorig jaar. Dit betekent dat het effect van deelname aan de LBV en LBV-plus slechts ten dele in deze cijfers is meegenomen.
De landbouwminister verwacht hier echter een aanmerkelijk effect van, in het bijzonder voor de sectoren varkens en pluimvee, schrijft zij in de Kamerbrief. De definitieve cijfers over de mestproductie in 2025 volgen in juni 2026.