
Kieviten in bouwland gevolgd

Zuid-Holland is een belangrijke provincie voor weidevogels zoals grutto, kievit en patrijs. Ongeveer de helft van de provincie bestaat uit bouwland. Helaas gaat het niet goed met veel boerenlandvogels in Nederland en in Zuid-Holland is dat beeld niet anders. Ook het aantal kieviten neemt gestaag af, ondanks maatregelen die agrariërs nemen om de soort te beschermen. Mais binnen graslandgebieden blijkt een aantrekkelijk, maar risicovol broedhabitat voor kieviten te zijn. Hoe kunnen we de overlevingskansen daar vergroten? Om dit te onderzoeken heeft de provincie het Louis Bolk Instituut een meerjarige onderzoekssubsidie verstrekt. Hierbij wordt gekeken naar teeltmaatregelen en de rol van het omliggende landschap. In het project wordt samengewerkt met Sovon Vogelonderzoek Nederland en boeren.
Risico’s op maisland
Veel boeren nemen maatregelen op hun percelen, zodat grutto’s, kieviten, tureluurs en scholeksters succesvol hun kuikens kunnen grootbrengen. Via subsidies, met name ANLb, worden boeren hierin ondersteund. Ondanks die inspanningen, loopt het aantal kieviten gemiddeld genomen nog terug. Uit onderzoek blijkt dat met name de kuikenoverleving het grootste knelpunt is. Voedselbeschikbaarheid is hierbij een sleutelfactor. Veel kieviten kiezen maïsland als broedhabitat binnen weidevogelgebieden. Tegelijkertijd is het risico op verstoring hier groot en zijn er veel vragen over het lot van de kievitskuikens die op bouwland uit hun ei komen. Veel van deze vragen richten zich op het effect van teeltmaatregelen in mais op het bodemleven en de voedselbeschikbaarheid voor kievitskuikens. Een belangrijke vraag is of mais zonder volvelds herbicidentoepassing te telen is en wat het effect is op het bodemleven en de maisopbrengst.
Ouders zenderen om jongen te volgen
Via de zendergegevens van de kievitmoeders en observaties in het veld wordt gevolgd of de kuikens nog in leven zijn. Er zijn aanvullende gegevens verzameld die mogelijk verklaren waarom kuikens van het ene kievitgezin langer overleven dan het andere: de hoeveelheid bodeminsecten, regenwormen, bewerkingen, beheer van omringend grasland, aanwezigheid bufferstroken enz. Net als in andere droge voorjaren stierven in 2025 veel kuikens voordat ze vliegvlug werden. Twee van de 20 kievitgezinnen kregen in de eerste nestperiode vliegvlugge kuikens (ze overleefden minimaal 5 weken). Ongeveer een kwart van de gezinnen had kuikens die 3-4 weken oud werden. De meeste kuikens werden echter niet ouder dan 1 week. Ongeveer de helft van de gezenderde kieviten is met een tweede legsel begonnen. De nieuwe nesten lagen vaak vlak bij de nestlocaties van het eerste legsel. Van de vervolglegsels kwamen er een paar begin juni uit. Het broedsucces wordt momenteel in de gaten gehouden. Eén kievit vertrok in mei al naar Frankrijk, wat normaal gesproken pas aan het eind van de zomer gebeurt.
De komende tijd gaan we de puzzel leggen om te zien of we de overlevingskansen van de kuikens kunnen relateren aan bodemleven, bewerkingen en de omgeving van de maispercelen. Het onderzoek loopt volgend jaar door. Er wordt zeer nauw samengewerkt met zeer betrokken agrariërs. Op hun maispercelen worden de kieviten, het bodemleven en de bewerkingen op de maispercelen gevolgd.
Tekst: Louis Bolk Instituut
Beeld: Willemien Geertsema