Grondwaterstand van 40 tot 20 cm onder maaiveld beste voor bodemleven

Bacteriën en schimmels nemen toe bij vernatten, terwijl nematoden en regenwormen juist afnemen bij deels vernatten. De verschillende onderdelen van het bodemleven lijken dan ook het meest in belang bij een grondwaterstand van 40 tot 20 centimeter onder het maaiveld.
Voor de meeste groepen was er geen bemestingseffect zichtbaar bij lage, maar wel bij hoge waterstanden. Bij volledige vernatting heeft bemesting een sterk negatief effect op regenwormen en daarmee op de stabiliteit van het bodemvoedselweb. Dat zijn belangrijkste voorlopige conclusies uit het lopende onderzoek Boeren op Hoog Water van het Veenweiden Innovatiecentrum.
Uitdagingen veenweidegebieden
Nederlandse veenweidegebieden staan voor verschillende uitdagingen, zoals het remmen van de broeikasgasemissies uit het veen, de daarmee gepaard gaande bodemdaling, en het verbeteren van de waterkwaliteit en biodiversiteit. Een vaak genoemde oplossing is het verhogen van de grondwaterstand (vernatten), al dan niet gecombineerd met een lagere bemesting.
KTC Zegveld
In het project ‘Boeren op Hoog Water’ op de hoogwaterboerderij van KTC Zegveld, wordt onderzocht in hoeverre reguliere melkveehouderij mogelijk is bij een grondwaterstand van 20 cm onder maaiveld. Deze grondwaterstand wordt gestuurd met een waterinfiltratiesysteem.
Er loopt een breed onderzoek waarbij naar veel factoren wordt gekeken, zoals: grasproductie, waterkwaliteit, biodiversiteit, klimaat, diergezondheid en bedrijfseconomie. Het onderzoek is een samenwerking tussen de Universiteit Utrecht (UU) en het Louis Bolk Instituut.
In een bestaande proef met veenkolommen van de UU is aan het einde van de looptijd het bodemleven geanalyseerd om zo te kunnen begrijpen wat het effect is van hogere grondwaterstanden op het bodemleven. Deze proef werd gehouden van februari 2021 tot april 2022.
Waterinfiltratiesystemen (WIS)
In graslanden op veengrond daalt de grondwaterstand in de zomer sterk door snelle grasgroei en verdamping. De grondwaterstanden liggen dan vaak veel lager dan het slootpeil, vooral in het midden van het perceel. Na jarenlange blootstelling aan zuurstof, is de sponswerking van het veen verminderd. Het verhogen van het slootpeil is dan niet voldoende om de grondwaterstand te verhogen. Om de grondwaterstand door het jaar heen stabieler te houden over het hele perceel, wordt steeds vaker een waterinfiltratiesysteem (WIS) gebruikt.
Actief beheer waterstand
Bij nieuwere WIS-systemen komen de buizen uit in een verzamelput die verbonden is met de sloot. Wanneer de waterstand in de sloot hoger is dan de grondwaterstand, stroomt het slootwater passief het perceel in (PWIS). Als deze put is gekoppeld aan een pomp, kan de waterstand actief worden geregeld (AWIS). Dit wordt bijvoorbeeld toegepast op de hoogwaterboerderij op KTC Zegveld, binnen het project ‘Boeren op Hoog Water’.
Praktijk ingewikkelder
Experimenten zoals de veenkolommenproef bieden volgens de onderzoekers waardevolle inzichten dankzij de gecontroleerde omstandigheden waarin ze plaatsvinden. Maar juist die controle maakt een directe vertaling naar het veld volgens hen niet één op één mogelijk. ‘Zo zijn in dit experiment de veenkolommen bemest met kunstmest, terwijl in het veld een combinatie van kunstmest, drijfmest en beweiding gebruikt wordt. Daarnaast is de grondwaterstand in het veld niet zo stabiel als in dit experiment. Dit betekent dat de regenwormen in het veld zich kunnen verplaatsen naar nattere of drogere delen en daarmee een grotere kans op overleving hebben. Het is daarom belangrijk om de uitkomsten van dit soort experimenten ook te vergelijken met wat er in de veldproeven wordt gemeten.’
Hogere grondwaterstand
De resultaten van deze proef met veenkolommen laten volgens de onderzoekers zien dat de samenstelling van het bodemvoedselweb behoorlijk kan veranderen bij een hogere grondwaterstand. ‘Omdat het bodemleven een belangrijke rol speelt in het functioneren van het hele systeem is het daarom belangrijk om te onderzoeken of we in een veldstudie dezelfde resultaten vinden.’
In 2024 zijn daarom op eenzelfde manier als in deze proefmetingen gedaan aan het bodemleven. Dit is gedaan binnen het project ‘Boeren op Hoog Water’ op de hoogwaterboerderij van KTC Zegveld op percelen met een grondwaterstand van 20 cm onder maaiveld en deze zijn vergeleken met percelen met een reguliere ontwatering (ongeveer 50 cm onder maaiveld).
Het programma Boeren op Hoog Water
Boeren op Hoog Water (BOHW) is een onderzoeksprogramma voor agrarische innovatie in Nederland, dat wordt uitgevoerd door Wageningen University & Research, het Louis Bolk Instituut, PPP-Agro Advies en KTC Zegveld. De opdrachtgever van het onderzoeksprogramma is het veenweiden innovatiecentrum. BOHW wordt gefinancierd door onder andere de provincie Zuid-Holland en het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. Onderzocht wordt wat de effecten zijn van een hoge grondwaterstand op melkveebedrijven, bodemdaling en broeikasgassen. De twee hoofdvragen van BOHW zijn:
• Biedt een melkveebedrijfssysteem op veengrond met een hoge grondwaterstand van circa 20 centimeter beneden maaiveld voldoende economisch perspectief?
• Levert dit melkveebedrijfssysteem minder bodemdaling en broeikasgasemissies op?

Tekst: Erik Kruisselbrink
Is als freelance vakbladredacteur van vele markten thuis.
Beeld: Susan Rexwinkel Agrio archief