ABN AMRO: Melkveestapel krimpt de komende jaren fors – impact raakt hele keten

De gevolgen reiken volgens ABN AMRO veel verder dan het erf van de melkveehouder: hele ketens zullen geraakt worden, van mengvoerbedrijven tot zuivelfabrieken.
De voorspelde krimp is het gevolg van drie beleidsmaatregelen die de Nederlandse overheid sinds 2025 in werking heeft gesteld. Allereerst is er de vrijwillige Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) en de variant Lbv-plus voor piekbelasters. Meer dan 1.500 veehouders hebben zich voor deze regelingen aangemeld en krijgen in ruil voor hun bedrijfsbeëindiging een vergoeding. De uiteindelijke deelname wordt door het ministerie van LVVN geschat op zo’n 65 procent.
Daarnaast is er sprake van een verhoogde afroming bij handel in dier- en fosfaatrechten. Voor melkveehouders geldt dat bij elke overdracht van fosfaatrechten – met uitzondering van overdrachten binnen familie of bij bedrijfsopvolging – 30 procent wordt afgeroomd. Omdat fosfaatrechten per koe al toenemen door hogere melkproductie en zwaardere dieren, blijft ook na 2028 een structurele afroming van 10 procent van kracht.
Deze beleidsdruk leidt ertoe dat de veestapel niet alleen in 2025 en 2026 flink krimpt, maar ook in de jaren daarna licht blijft afnemen. ABN AMRO verwacht een daling van de veestapel tussen de 15 en 18 procent tot 2030. Bezien vanaf de start van stikstofcrisis in 2019 gaat het volgens de bank zelfs om een reductie van 26 procent.
Ook andere veesectoren krijgen harde klappen
Niet alleen de melkveehouderij krimpt. De sterkste daling wordt verwacht bij de varkenshouderij, waar de veestapel tot 2030 met 16 procent afneemt. Voor de pluimveesector voorziet ABN AMRO een daling van 13 procent. De kalverhouderij krimpt met ongeveer 11 procent.
De daling van de Nederlandse veestapel treft niet alleen de primaire sector, maar ook de rest van de keten. Met name bedrijven die sterk afhankelijk zijn van de veehouderij – zoals mengvoerproducenten, dierenartsen, loonwerkers, machineleveranciers en de voedingsmiddelenindustrie – zien hun afzetmarkt krimpen, zo stelt de bank in de analyse.
Economische gevolgen
ABN AMRO berekende met behulp van een input/outputanalyse dat de structurele daling van de veestapel een negatief effect van 1,5 miljard euro per jaar kan hebben op het bruto binnenlands product (bbp). Daarbij komen naar schatting 13.300 arbeidsplaatsen op de tocht te staan, waarvan het grootste deel in de agribusiness.
Voor individuele ondernemers kan de impact groot zijn. In de mengvoersector verwacht de bank een terugval van 200 miljoen euro, terwijl de landbouwtechniek- en dierenartsenbranche respectievelijk 20 en 15 miljoen euro aan omzet dreigen te verliezen. Ook aan de afzetkant – zoals bij zuivelfabrieken en slachterijen – is het risico op overcapaciteit reëel.
Winnaars en verliezers
Tegenover deze negatieve gevolgen staan volgens ABN AMRO ook potentiële kansen. Minder veehouderij betekent minder druk op stikstofnormen, wat ruimte kan creëren voor nieuwe economische activiteiten, het vlot trekken van vergunningverlening en het inzetten van arbeid in andere sectoren. Ook komt landbouwgrond beschikbaar – mogelijk tot 10.000 hectare – voor bijvoorbeeld akkerbouw of extensieve landbouw.
De bank benadrukt echter dat deze transitie gepaard gaat met ‘winnaars en verliezers’. Boeren die stoppen, ketenpartijen die marktaandeel verliezen en werknemers in specifieke functies zullen de gevolgen als eerste voelen.