Opinie: De ‘Ketsplaat’ als strijdsymbool voor de kloof tussen wetenschap en praktijk

De ketsplaat: wie kent ‘m nog? De verdeelplaat achter de giertank om bovengronds drijfmest uit te rijden is sinds het verplicht emissiearm aanwenden bij veel boeren op de oudijzerberg beland. Toch is de ketsplaat niet geheel verdwenen. Sterker nog, er is nog steeds een club fanatieke boeren die onder voorwaarden ontheffing krijgt om bovengronds uit te rijden. Uit een recent onderzoek onder 790 boeren bleek zelfs dat bijna de helft terug zou willen naar het bovengronds uitrijden van de mest. Deze boeren zijn overtuigd van de voordelen van bovengronds uitrijden voor bodem, milieu, waterkwaliteit en grasgroei. Ook heeft de techniek zich door de jaren heen doorontwikkeld. Bovengronds sleepslangen, gebruik van een verdeelkop in plaats van de ketsplaat en de komst van de duospray (water en mest in één werkgang) zijn enkele belangrijke innovaties.
Sommige boeren zijn zo fanatiek dat ze tot boetes en rechtszaken toe zijn blijven strijden voor gebruik van de ketsplaat. Heeft u zich wel eens afgevraagd waarom ze dit zouden willen? De gedane onderzoeken met betrekking tot het uitrijden van mest laten toch zien dat via mestinjectie in de bodem veel minder ammoniakemissie ontstaat. Minder emissie betekent meer stikstof beschikbaar voor het gewas en minder problemen met verzuring en vermesting in natuurgebieden. Eind goed al goed, zou je denken. Nou, niet dus.
Bovengronds uitrijden is voor een groeiende groep boeren symbool gaan staan voor de strijd tussen theoretische modellen en de boerenpraktijk, tussen reductie op basis van efficiëntie of op basis van ecologie, en die tussen het high input/high output-systeem en het extensieve kringloopsysteem.
Het is zeer kwalijk dat boeren met goede mest een torenhoge emissie bij bovengronds uitrijden toegerekend krijgen
De groep strijdende boeren is juist begaan met het milieu. Zij weten dat emissies niet ontstaan door het ijzerwerk (de toedieningsmethode), maar door de inhoud van het ijzerwerk (de mest). Mest is een levende substantie, die moet rijpen om emissies te voorkomen. Hun grootste klacht is dan ook dat de berekende emissies bij bovengronds uitrijden (en de andere methodes) niet kloppen. De onderzoeken zijn gedateerd en bepalende factoren zoals het gevoerde rantsoen, de pH van de mest, kunstmestgebruik, mestgift, de invloed van weersomstandigheden en van een levende bodem zijn onvoldoende meegenomen. Dit terwijl bovenstaande factoren in onderzoeken vaak wel werden bestempeld als belangrijk voor bepaling van de emissie.
Lees verder onder de foto
Levende mest kun je niet platslaan op de parameter TAN (TAN = stikstof die potentieel vervluchtigt als NH₃) en een paar andere factoren om vervolgens voor alle bedrijven bij bovengronds mest uitrijden een vast percentage van 68 procent van de TAN toe te kennen (de emissiefactor). Waarom richten we ons op het ijzer en bepalen we met vaste factoren de uitstoot, als er meer dan 50 factoren te noemen zijn die bepalen of de TAN uit de mest bij bovengronds uitrijden werkelijk ammoniak wordt?
Het lijkt misschien onbelangrijk, maar deze vaste emissiefactoren worden ook nog eens gebruikt in alle verantwoordingsmodellen voor berekening van de uitstoot. Denk aan: Aerius, NEMA en de KringloopWijzer.
Het is dan ook zeer kwalijk te noemen dat boeren met goede mest een torenhoge emissie bij bovengronds uitrijden toegerekend krijgen, terwijl die er niet is. Juist nu emissiegegevens van boeren openbaar gemaakt moeten worden en boeren via doelsturing afgerekend gaan worden op de ammoniakuitstoot.
Laat goede mest leidend zijn en niet het ijzer
Als voorbeeld twee bedrijven en hun berekende uitstoot in de KringloopWijzer. Het eerste bedrijf boert extensief met 4.000 uur weiden, eiwitarm voeren, lage productie, nagenoeg geen krachtvoerverbruik, maar bovengronds uitrijden. Het tweede bedrijf boert intensief, hoge productie per koe, jaarrond opstallen, eiwitarm voer, 2.500 kilogram krachtvoer per koe per jaar en mesttoediening via zodebemesting. Conclusie: de ammoniakemissie per GVE van het extensieve bedrijf is hoger. Snapt u het nog? Het effect van de vaste 68 procent emissiefactor bij bovengronds uitrijden is groter dan alle andere maatregelen. Het is een papieren (on)werkelijkheid.
Als je de emissies uit mest uitrijden wilt verlagen moet je beginnen bij de bron van de emissies, namelijk het rantsoen. Een kloppend rantsoen (eiwitarm, zoutarm, zetmeelarm, traag, weinig krachtvoer en gericht op de seizoenen) zorgt voor rijpende mest. En die kun je onder de juiste weersomstandigheden gewoon bovengronds uitrijden! Peter Vanhoof en Anton Nigten lieten in hun onderzoek uit 2019 al zien dat de benutting van goede mest bij bovengronds uitrijden hoger was (en de verliezen dus lager) vergeleken met geïnjecteerde mest.
Ik zou zeggen: stop met die vaste emissiefactoren. Stel vakmanschap centraal, start met meten en breng boeren bij elkaar zoals dat bij TopMest gebeurt. Laat goede mest leidend zijn en niet het ijzer. Zorg dat bovengronds uitrijden met rijpende mest niet alleen gedoogd wordt, zorg ook dat de reductie van ammoniak door de veehouder gebruikt kan worden bij doelsturing en meegenomen wordt in de verantwoordingsmodellen.
En als laatste, houd het praktisch met de volgende spreuken:
‘Mest is geen heiligheid, maar doet wonderen waar ie leit’ (niet te veel mest en verdund),
‘De ene mest is de andere niet’ (zorg dat je goede mest maakt, eiwit- en zoutarm),
en blijf ruiken en kijken, want ‘goede mest stinkt niet’.
Let’s make the ketsplaat great again!
Over Harm Rijneveld
Harm Rijneveld is adviseur bij Terug naar de basis advies.
Tekst: Harm Rijneveld
Beeld: Ellen Meinen, Ruth van Schriek